Introductie:
Eind maart staat het boek ‘Niemandsland’ van Adwin de Kluyver centraal in onze leesclub in samenwerking met Grietje Braaksma van Boekhandel Broese in Utrecht. Om iedereen alvast kennis te laten maken met het werk van deze schrijver van literaire non-fictie publiceren we hier een Fins verhaal uit zijn eerdere boek ‘Het gedroomde Noorden – een atlas’.
In ‘Het gedroomde Noorden’ volgt De Kluyver met een vinger over de kaart de fascinerende verhalen van ontdekkingsreizigers en gelukzoekers, wetenschappers en fantasten, doeners en denkers, van idealisten en charlatans. Allemaal verlangden zij op geheel eigen wijze naar het Noorden en speelden ze een rol in hoe wij in de loop der eeuwen naar de bovenkant van de aarde zijn gaan kijken.
In een eigenzinnig mengsel van reisverslag, atlas en tragikomische geschiedschrijving neemt De Kluyver de lezer mee op een enerverende, literaire leunstoelreis langs mythes, legendes, overleveringen, wetenschappelijke ontdekkingen, verdichtsels, utopieën en hersenschimmen. Verplichte literatuur voor iedereen die in het Noorden woont. Of van het Noorden droomt.
Grietje Braaksma riep ‘Het gedroomde Noorden’ al eens uit tot Boek van de Week op Radio 4. ‘’Het is non-fictie maar het is heel erg mooi opgeschreven. Het is anders en verrassend, heel erg aanstekelijk. Die Adwin de Kluyver is gewoon een fantastische, smeuïge verteller!’’
Het boek is te bestellen via de boekbespreking d.d. 27 maart a.s. [via de vereniging bij Broese].
Aavasaksa, Finland – een expeditie
66° 23’ NB, 23° 43’ OL
Dit moet zijn moment van triomf worden. Hij, de wetenschapper die naar het uiteinde van de aarde is gereisd, die ontberingen heeft doorstaan, die de aarde een andere vorm heeft gegeven. Heel de wereld zal hem nu leren kennen. Zijn naam zal voor eeuwig in de encyclopedieën staan. Zijn schilderij zal in het Louvre hangen. Tenminste, als die verdomde kunstenaar een beetje meewerkt.
Was de aarde nou een mandarijn of een citroen? Natuurlijk was de wereld bolvormig, dat wisten Plato, Aristoteles en Pythagoras al, maar wat was de exacte vorm van die bol. Afgeplat van boven en spitser in het midden of juist langwerpig en spits van boven: mandarijn of citroen?
Meten is weten. De van oorsprong Italiaanse astronoom Giovanni Domenico Cassini kwam eind zeventiende eeuw met het eerste wetenschappelijk onderbouwde antwoord. Als directeur van de sterrenwacht in Parijs had hij in 1669 van koning Lodewijk XIV de opdracht gekregen Frankrijk geheel in kaart te brengen. De Zonnekoning wilde wel eens weten hoe groot zijn rijk nu eigenlijk was. Dat viel tegen. Na decennialang meten bleek Frankrijk aanmerkelijk kleiner dan gedacht. Hoeveel gebieden Lodewijk tijdens verschillende oorlogen ook had veroverd, het meeste land verloor hij aan Cassini.
Die deed nog een ontdekking. Door de landmeetkundige resultaten te combineren met sterrenkundige metingen was de ronding van de aarde te berekenen. Wanneer de aardkloot perfect rond zou zijn, dan zou een verplaatsing van een graad in een noord-zuidrichting langs een meridiaan overal 111 kilometer moeten zijn. Wanneer die lengte toe zou nemen, dan zou dat betekenen dat de ronding van het aardoppervlak juist af zou nemen. En laat dat volgens Cassini nou net in Noord-Frankrijk het geval zijn. Ergo: de aarde was een mandarijn. En dat was dat.
Totdat zoon Jacques Cassini, die zijn vader was opgevolgd als directeur van de Parijse sterrenwacht, een jaar na de dood van Cassini senior, in 1713 een ernstige rekenfout constateerde in de onderzoeksresultaten. De conclusie moest juist zijn dat de aarde een citroen is. En dat was dat. Althans, volgens Jacques Cassini.
Maar de twijfel was gezaaid. Binnen de Academie van Wetenschappen broeide en gistte het. Zeker toen uit Engeland een nieuwe theorie kwam overwaaien. Het heelal zou volgens ene Isaac Newton in balans worden gehouden door aantrekkingskrachten tussen hemellichamen. De zon trok de aarde aan en de aarde de zon en zo draaide de planeet om de ster. Het was een spel van krachten die elkaar in evenwicht én beweging hielden. In stilstand zou de aarde geheel rond zijn, maar juist door die draaiende beweging en de centrifugale krachten kreeg de aardbol een licht afgeplatte vorm.
Tot zover de theorie. Een jonge, talentvolle en welbespraakte wetenschapper binnen de Academie kwam met een voorstel om de ideeën van Newton in de praktijk te toetsen. Om de vorm van de aarde te meten zouden er twee metingen met een lengte van ten minste een volledige breedtegraad moeten plaatsvinden. Die plekken moesten wel zo ver mogelijk uit elkaar liggen, bij voorkeur rond de Pool en de Evenaar. En zo geschiedde. De Franse koning Lodewijk XV, die toen nog ‘De Geliefde’ werd genoemd, financierde twee expedities. In 1735 vertrok een schip naar Peru, een jaar later stak een tweede schip van wal op weg naar het Noorden. Aan boord: de jonge, briljante wetenschapper met de grote mond; hij zou in Lapland de aarde voorgoed een stukje platter gaan maken.
***
Pierre-Louis Moreau de Maupertuis wordt op 28 september 1698 in de Franse havenplaats Saint-Malo geboren. Zijn vader heeft als koopman fortuin gemaakt en had als gedeputeerde van de provincie Bretagne enige politieke invloed. Hij stuurt zijn zoon op zestienjarige leeftijd naar Parijs waar hij filosofie ging studeren. Daar ontwikkelt de jonge Maupertuis zich als een waar Verlichtingsdenker die niets voor zoete koek slikt en vragen stelt bij elke overgeleverde kennis. Na een korte en comfortabele carrière als musketier in vredestijd krijgt hij een betrekking bij de prestigieuze Academie van Wetenschappen en scheept hij in naar Engeland waar hij kennis opdoet over meetapparatuur en het Newtonianisme. Na zijn terugkomst moet hij enige tijd in de provincie herstellen van syfilis. Daarna stort hij zich enthousiast op een reeks experimenten die vragen stellen bij kennis die al eeuwenlang voor waar werd aangenomen. Hij werpt vele salamanders in een brandende haard en prikt de mythe door dat reptielen onbrandbaar zouden zijn. En hij voert een lange serie proeven uit waarbij hij honden laat bijten door schorpioenen. De meeste viervoeters leggen het loodje, maar enkelen blijven leven. Wanneer een andere kwestie niet zijn aandacht zou hebben getrokken, dan zou hij ongetwijfeld ontdekt hebben dat er zoiets bestond als immuniteit.
Want Maupertuis is ongeduldig. Vanaf 1732 mengt hij zich in het debat over de vorm van de aarde. Zo raakt hij ook bevriend met invloedrijke figuren binnen het Newtoniaanse kamp, zoals de filosoof, dichter en vrijdenker Voltaire en de geleerde Madame du Châtelet, met wie hij niet alleen kennis maar ook het bed deelt. Dankzij deze machtige vrienden reist hij op vrijdag 20 april 1736 als expeditieleider naar Duinkerken in het gezelschap van landmeters, astronomen en wiskundigen.
***
Honderden mijlen rijdt Maupertuis nu al in een karos over hobbelige paden. In de overdekte koets zitten ook de Zweedse hoogleraar sterrenkunde Anders Celsius en het Franse rekenwonder Alexis Clairaut. In een tweede karos volgen de andere expeditieleden: de landmeter Charles Etienne Louis Camus, de jonge astronoom en wiskundige Pierre Charles Le Monnier en Reginaud Outhier, die is aangesteld als correspondent voor de Academie.
De bewoonde wereld hebben ze al enige tijd achter zich gelaten. Met een klein zeilschip zijn ze eerst van Duinkerken naar Stockholm gevaren. Het is geen prettige reis. Hoewel het voorjaar is, zijn de temperaturen zeldzaam laag. Het sneeuwt zelfs wanneer ze door Zweedse wateren varen. De meeste academici zijn zeeziek.
In Stockholm worden ze verwelkomd met drie kanonschoten en dineren ze bij koning Fredrik I. Maupertuis probeert uit te leggen wat ze in Lapland gaan doen, maar de Zweedse vorst lijkt hem niet te begrijpen. Een uitstekend jachtgebied, herhaalt hij steeds, aan het einde van het diner doet hij de Fransman een jachtgeweer cadeau. Maupertuis bezoekt ook nog een kerkdienst in de lutherse Santa-Klarakerk en verbaast zich over de strenge regels bij de protestanten. Slapende kerkgangers krijgen van de koster met een lange stok een klap op het hoofd.
Aanvankelijk is de reis per koets nog comfortabel. De weg naar Uppsala, de universiteitsstad waar Celsius hoogleraar is, is goed onderhouden. Om de halve mijl staan er rode wegwijzers. In de ommuurde stad worden ze ontvangen door de gouverneur die hen trakteert op een copieuze maaltijd. Aan de witte wijn moet Maupertuis even wennen, die is op smaak gebracht met sinaasappels en suiker.
Dan is het gedaan met de weelde. Bij de posten waar ze de paarden verversen moeten ze vaak urenlang wachten omdat de boeren uit de omgeving eerst een paard gaan zoeken en vangen. Een oversteek van een rivier neemt bijna een dag in beslag. De koetsen worden op twee aan elkaar gebonden roeiboten gezet en overgevaren. Maupertuis durft tijdens de overtocht niet in de karos plaats te nemen, zo vervaarlijk deinen de scheepjes op het wilde water. De maaltijden zijn eentonig. De boeren zetten hem steeds weer eieren en zure melk voor. De nachten brengt hij noodgedwongen in de gesloten koets door, de zwermen muggen zijn dol op zijn Franse bloed.
En verder gaat het weer, langs bossen, moerassen, rivieren en nog meer muggen. Langzaam kruipen de twee schommelende koetsen naar het noorden. Dan raakt het geduld van Maupertuis op. Wanneer ze in de buurt van de kust zijn, laat hij de groep achter zich en neemt een schip naar het noorden.
Maupertuis bereikt als eerste de eindbestemming: Tornio. Het stadje ligt enkele mijlen landinwaarts in de oksel van de Botnische Golf. In drie straten staan zeventig huizen en een kerk met losse klokkentoren. Alles is hier van hout.
Met gouverneur Gyllengrip verkent hij het gebied. In het stadje wonen Zweedse kooplieden en gezagdragers, op het immense platteland de Finse boeren en Lapse herders. Maupertuis vaart 50 kilometer noordwaarts over de Tornio-rivier, bij het dorp Övertornea beklimt hij de Aavasaksa-heuvel. Hij ziet wat hij zoekt. De brede rivier die recht naar het noorden stroomt, een vrij uitzicht van tientallen kilometers en enkele heuveltoppen die kunnen dienen als markeringspunt. Hier in Lapland gaat Maupertuis de lengte van een breedtegraad meten.
De methode is beproefd, al in de zestiende eeuw beschreef de Nederlandse wiskundige Gemma Frisius de driehoeksmeting. Wanneer van een driehoek de lengte van een zijde en de graad van twee hoeken bekend is dan zijn de twee andere zijdes eenvoudig te berekenen. Door verschillende driehoeken aan elkaar te plakken kunnen grote afstanden in kaart worden gebracht.
In juli 1736 zijn de andere expeditieleden na drie maanden reizen inmiddels gearriveerd in Tornio. Veel inspraak in het expeditieplan krijgen ze niet, Maupertuis heeft alles al uitgedacht. Hij laat een voorraad beschuit, enkele vaten wijn, een stapel rendierhuiden om op te slapen, een paar tenten, twee kwadranten, een pendule en wat thermometers inpakken. De wetenschappers en hun bedienden stappen in een paar bootjes. Twintig Finse huursoldaten, die in het dagelijks leven boer zijn, roeien Maupertuis en zijn gevolg stroomopwaarts. Bij een heuvel richten ze hun eerste baken van ontschorste boomstammen op. Achter zich zien ze nog de houten klokkentoren van Tornio.
Ze trekken verder naar de Aavasaksa, de heuvel die een centrale plaats inneemt in het stelsel van driehoeksmetingen. Tien dagen kamperen Maupertuis en de wetenschappers op de top. De soldaten kappen alle bomen zodat ze een vrij uitzicht hebben. Nieuwsgierige Finse boeren en Lapse herders komen het wonderlijke gezelschap bekijken en verkopen hun vis, schapenvlees en bessen. De vrouw van de dominee uit Övertornea laat op de Aavasaksa een gehaktschotel met groente bezorgen. Maupertuis springen de tranen in de ogen wanneer hij een hap neemt van de met suiker en citroenschil bereide erwten. De Finse soldaten lachen erom. Zij hebben genoeg aan wat gedroogde vis, harde crackers en zure melk.
Er volgen nieuwe heuvels met namen die uit willekeurige lettergrepen lijken te bestaan: Iso-Horila. Kaakama, Nivavaara, Huitaperi, Horilankero, Pullinki, Niemi en de meest noordelijke top, de Kittisvaara. Maupertuis steekt moerassen over waarin met boomstammen een pad is uitgezet, hij ontdekt dat er rond de poolcirkel ook rode rozen groeien en verbaast zich over een rendier dat de hele dag met hem meeloopt. In zijn notitieboek tekent hij een drievoudige regenboog. Hevige regen en vele uren zon wisselen elkaar af, wolken muggen belagen de Franse wetenschappers. Maupertuis draagt inmiddels een lappmude, een muts van rendierhuid die hem moet beschermen tegen muggenbeten. Op zijn veldbed laat hij zich bedekken met dennentakken, maar ook dan nog weten de insecten hem te vinden. Tijdens een nachtelijke wandeling raakt hij bekneld tussen twee rotsen, even lijkt het alsof zijn dijbeen is gebroken, maar na een paar dagen kan hij weer lopen.
Er zijn meer tegenslagen. Tijdens metingen op de heuvel Iso-Horila vergeten de Franse landmeters een vuurtje uit te maken. De volgende dag ziet Maupertuis vanaf een andere top de beboste heuvel in brand staan. Vijf dagen lang woedt het vuur. Ook andere heuvels met bakens worden nu bedreigd. Maupertuis huurt dertig mannen in om de brand te bestrijden. Het baken op de heuvel moet worden herbouwd, gelukkig zijn de Fransen niet vergeten om de exacte plek in de rotsen te markeren.
Op 6 september meten ze de laatste hoek. Op de kaart staat een zevenhoek met daarin zes driehoeken verwerkt, het moet genoeg zijn om de lengte van een volle breedtegraad te berekenen.
De winter komt eraan, het noorderlicht flitst groen langs het hemelgewelf. Het gezelschap heeft onderdak gevonden in Tornio en kan het goed vinden met de lokale bevolking. Enkele Finse boeren zijn zo over de buitenlandse gasten te spreken dat ze emigratieplannen maken. Zij zullen alle Fransen wel eens even op zalm leren vissen. Maupertuis verwondert zich over de vele sauna’s die hier bij de huizen staan. In Parijs is een badkamer een luxe, hier gaat iedereen bijna dagelijks naar de sauna. Een keer bezoekt hij zelf een badhuis. Hij ziet hoe de bezwete mannen elkaar met takken slaan en daarna naakt de sneeuw in lopen.
De lange, donkere avonden vult Maupertuis met zang en dans en andere Parijse dingen. Er zijn nog wat vaatjes rode wijn, een drank die de lokale bevolking aanvankelijk aanziet voor schapenbloed. En er zijn meisjes; mooie meisjes met blonde haren en grote boezems. Vooral de dochters van koopman Planström mogen er wezen. Maupertuis verliest zijn hart aan Christine en schrijft een gedicht voor haar.
Ik had Christine in de sneeuw verloren
Geliefde, stelde je me op de proef? Beminde,
vergeefs zocht ik je, jij die mij zo kon bekoren.
Christine, om jou terug te vinden, helaas! Hoe kon ik erop hopen.
Ik was verstijfd van smart en kou
en voelde tranen in mijn ogen lopen,
als ik door mijn tranen heen ontdekken zou,
waar sneeuw ligt, smetteloos wit en fijn
dan rende ik erheen, daar moest Christine zijn.
Samen met de andere wetenschappers voert hij nog enkele metingen in het onderzoeksgebied uit. Vanaf de meest noordelijke berg, de Kittisvaara, en de meest zuidelijke punt, de houten klokkentoren van Tornio, meten ze de hoek waaronder de ster Delta in het sterrenbeeld Draak staat. Het verschil in graden tussen de twee meetpunten, gecombineerd met de lengte van een breedtegraad zal later de ronding van de aarde onthullen. Maar eerst wachten ze totdat de winter volledig zijn intrede heeft gedaan.
Vanaf november is het landschap geheel met sneeuw bedekt en is de rivier dichtgevroren. Maupertuis besluit dat ze op het vlakke rivierijs de zijde van een driehoek gaan opmeten. Om de lengte van deze basislijn te bepalen zullen ze boomstammen achter elkaar leggen, maar die zullen dan wel eerst de juiste maat moeten hebben.
Maupertuis heeft uit Parijs een ijzeren toise, een Franse lengtemaat van 1,80 meter, meegenomen. Omdat ijzer krimpt bij lagere temperaturen stoken ze de kamer waarin ze werken op tot Parijse temperaturen. Aan de hand van de metalen stok zagen ze de stammen precies op maat, een afwijking ter dikte van een vel papier vindt Maupertuis al te veel. Niemand anders dan de Fransen mogen de palen aanraken of dragen.
Bij een temperatuur van -18 schuifelen de wetenschappers in het halfduister over het ijs. Er is een lijn langs piketpaaltjes gespannen. Daarlangs leggen ze zorgvuldig de houten toises. Maupertuis ziet erop toe dat de uiteinden elkaar raken, een fout zou nu fataal zijn voor de berekeningen. Om zeker te zijn van zijn resultaten heeft hij de groep in tweeën gesplitst. Beide ploegen moeten hetzelfde traject meten. Elke landmeter legt uiteindelijk 370 palen neer, 1480 keer lopen ze met een boom heen en weer. Het verschil in de meetresultaten is te verwaarlozen. De ene ploeg meet 7406 toises en 5 voet, de andere ploeg 4 duimen, bijna 11 centimeter, meer. Een meer dan acceptabele afwijking. Uitgelaten proost Maupertuis met zijn landgenoten op het succes van de expeditie. Een van de Fransen vriest vast aan een zilveren beker met brandewijn waarbij hij de huid van zijn lip lostrekt. Op de terugweg zit een bezwete Maupertuis stil op een door een rendier getrokken slee. Twee van zijn tenen bevriezen.
***
Op 20 augustus 1737 keert Maupertuis na een maandenlange terugreis per karos terug in Parijs. Aanvankelijk is de ontvangst nog feestelijk. Hij krijgt een diner in aanwezigheid van enkele ministers en de koning aangeboden. In november presenteert hij voor een bomvolle zaal in het Louvre zijn reisverslag en meetresultaten. Hij vertelt in geuren en kleuren over de geleden ontberingen. De andere expeditieleden vergeet hij te noemen. Uitgelaten zwaait hij met de berekeningen die hij heeft uitgevoerd. Een breedtegraad in Lapland telt 111,95 kilometer, een breedtegraad in Frankrijk 111, 1 kilometer, weten de gewaardeerde collega’s wel wat dat betekent?
De triomf blijft uit. Maupertuis krijgt een storm van kritiek te verduren. Tijdens zijn jarenlange afwezigheid is de steun voor de theorieën van Newton afgekalfd, de belangrijkste pleitbezorgers waren immers op expeditie, naar Lapland en Peru. En terwijl heel Europa al lang de zwaartekrachttheorie heeft omarmd, blijven de Franse academici de inmiddels achterhaalde theorieën van Descartes steunen. Maupertuis noemen ze een nestbevuiler, een ijdeltuit die naar het andere eind van de wereld is gereisd om daar zijn eigen gelijk op te meten. Tussen Jacques Cassini – hoofd van de Parijse sterrenwacht en warm pleitbezorger van de theorie van de langwerpige aarde – en Maupertuis ontstaat een persoonlijke vete die jaren zal duren.
De leden van de Academie mogen hem dan hebben weggezet als een charlatan, in de Parijse salons is Maupertuis een graag geziene gast die met smaak over zijn avonturen kan vertellen. Adellijke dames zien hem als een interessante verovering. Maupertuis legt, alsof het een wetenschappelijk experiment betreft, een omvangrijke verzameling maîtresses aan. Uit Engeland krijgt hij met enige regelmaat van de president van de Royal Academy condooms opgestuurd, de voorbehoedmiddelen zijn in Frankrijk nauwelijks verkrijgbaar. Het cadeau moet hem beschermen tegen de gevaren waaraan schoonheden de man blootstellen, schrijft zijn academische vriend. De syfilis tiert welig in de salons en boudoirs.
Dan staan ineens de gezusters Planström op de stoep, de blonde schonen met wie Maupertuis in Lapland warme winternachten heeft beleefd. Christine en Elisabeth, die eigenlijk Ingebord heet, zijn hem achterna gereisd. Maar in het mondaine Parijs valt het uiterlijk van de plattelandsmeisjes ineens wat tegen. Er zouden trouwbeloften zijn gedaan, maar Maupertuis weet van niets. Met hulp van een van zijn minnaressen worden de meisjes weggestopt in de provincie. Christine gaat naar een klooster. Elisabeth trouwt een Fransman. Het huwelijk eindigt in 1761 in een scheiding. Na een proces krijgt de Scandinavische vrouw vier jaar gevangenisstraf. Ze vecht jarenlang voor een vergoeding en krijgt uiteindelijk een bescheiden pensioen toegewezen. De Franse aristocratie vermaakt zich opperbest met de kwestie. In de Parijse salons raken ze niet uitgepraat over Maupertuis en de Lapsen. Zijn oude vriend Voltaire zet hem voor gek in een hekeldicht.
Dan keert onverwacht het tij. César-François Cassini, de derde generatie in de astronomendynastie, heeft de meridiaan van Parijs opgemeten en geeft toe dat de resultaten van zijn grootvader en vader onbetrouwbaar zijn. Uit de kleine afwijkingen in hun metingen zijn conclusies van enorme proporties getrokken. De Academie erkent vervolgens alsnog dat de metingen in Lapland zeer zuiver en systematisch hebben plaatsgevonden. Wanneer na jarenlange vertraging en onderlinge twisten ook de Peruaanse expeditie eindelijk weer opduikt, haalt Maupertuis definitief zijn gelijk. De afstand tussen twee breedtegraden is rond de Evenaar kleiner dan in het Noorden.
***
En zie, daar staat hij dan, Pierre-Louis Moreau de Maupertuis. Met brede armgebaren oreert hij driftig tegen de man tegenover hem. De pruik zakt steeds scheef op zijn hoofd, dan weer naar links, dan weer naar rechts. Zijn kleine kraalogen verraden zijn ongeduld. Met een vinger priemt hij op het tekenpapier.
Het is het najaar van 1739. We bevinden ons in het atelier van de schilder Robert Tournières aan de Rue Sainte-Anne in Parijs, vlak bij het huis van Maupertuis in dezelfde straat. De kunstenaar is niet de minste. Hij is lid van de prestigieuze Academie van Schilder- en Beeldhouwkunst. Eerder maakte hij al schilderijen van de hogere adel en kabinetsleden. Het portret van de kanselier d’Aguesseau en Pontchartrain, de minister van Marine, is onlangs nog tentoongesteld in het Louvre.
Tournières heeft wel eerder wetenschappers geportretteerd. Maar dat waren allemaal bedaagde heren die afgebeeld werden voor hun boekenkast of achter hun bureau. Maar niet deze Maupertuis. Op zijn verzoek is in de studio een decor gebouwd waarin hij zal poseren. In het atelier staat een robuuste stenen raampartij. Het moet lijken alsof de wetenschapper vanuit een academiegebouw zicht heeft op het Noorden. Maupertuis neemt plaats in de vensteropening en wijst minzaam glimlachend naar een scène op het achterdoek. Daar moet Tournières een noordelijk landschap schilderen, een koude vlakte met Lapse hutjes en een besneeuwde heuveltop waar rook vanaf kringelt. Naast Maupertuis liggen op de vensterbank nonchalant een diagram met meetresultaten en een paar beenwarmers van bont gedrapeerd. Op het paneel onder het raam wil hij een afbeelding van zichzelf op een door een rendier getrokken slee.
De wetenschapper heeft zich aangepast aan de winterse omstandigheden op het doek. Maupertuis draagt een rijkelijk geornamenteerde jurk van rendierleer; een ceintuur van rood satijn, versierd met gouden bies en borduursels houdt de leren robe op zijn plaats. Op zijn hoofd draagt hij over zijn pruik een bontmuts, de lappmude die hem in het Hoge Noorden moest beschermen tegen kou en muggen.
Met Tournières twist Maupertuis nu over de positie van zijn linkerhand. Hij wijst ongeduldig naar de schetsen en de globe die in het decor op de vensterbank staat.
‘De vingertoppen moeten boven de wereldbol zweven,’ instrueert hij. ‘Alleen mijn handpalm raakt de Pool en duwt de aarde naar beneden waardoor deze bij de evenaar boller wordt, net als bij een ballon.’
‘Maar tijdens het poseren legt u uw gehele hand wel op de globe,’ sputtert Tournières tegen.
‘Hoe vaak moet ik nog zeggen dat de aarde niet rond is,’ briest Maupertuis. ‘Uw globe is achterhaald, een oud model, daar klopt niets meer van. U heeft slechts één eenvoudige taak: uw schilderij moet het publiek mijn ontdekking tonen namelijk dat de aarde een afgeplatte bovenkant heeft. Het is eigenlijk heel simpel: de wereld is een mandarijn en u schildert een mandarijn.’
Pierre-Louis Moreau de Maupertuis (1698-1759) was een Franse wetenschapper die intellectuele ambities paarde aan een honger naar status, roem en macht. Hij bewoog zich zowel in academische als aristocratische kringen. Zijn publicatie over de expeditie naar Lapland en de vorm van de aarde trok de aandacht van de Duitse koning Frederik de Grote die de Fransman in 1744 benoemde tot president van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn, een functie die Maupertuis tot zijn dood zou bekleden.
Zijn onderzoek bestreek een breed veld – wiskunde, natuurkunde, sterrenkunde, geologie en biologie – waarbij hij de strenge regels van de exacte wetenschap combineerde met een meer losse, literaire stijl van de filosofische vrijdenkers. Het optreden voor een adellijk publiek was voor hem minstens zo belangrijk als erkenning uit de academische wereld.
Onder collega’s had Maupertuis de reputatie dat hij dan wel een briljant denker was maar dat hij zelden onderzoeken afmaakte. Zijn theorieën over natuurlijke selectie en overgeërfde eigenschappen kunnen worden gezien als een eerste aanzet tot de vorming van de evolutietheorie, ruim een eeuw later.
Het portret dat Robert Tournières van Maupertuis maakte, werd in 1741 geëxposeerd in het Louvre. Van het schilderij zijn diverse kopieën en gravures gemaakt die door heel Europa zijn verspreid. Maupertuis trad daarmee in de voetsporen van de Zweedse botanist Carl Linnaeus, die vier jaar voor hem Tornio bezocht en daarna furore maakte met een verslag over zijn expeditie naar het Hoge Noorden. Ook Linnaeus liet zich schilderen in een Laps fantasiekostuum. Wat Maupertuis niet wist is dat Linnaeus slechts achttien dagen in Lapland had doorgebracht. Omdat hij door de universiteit van Uppsala betaald werd per afgelegde kilometer verzon hij op basis van andere reisbeschrijvingen een uitgebreide reis door het Hoge Noorden. Voor zowel Linnaeus als Maupertuis was een dergelijk portret een belangrijk onderdeel van een publiciteitscampagne. De onderzoekers konden zich door middel van een schilderij en gedrukte prenten neerzetten als zelfverzekerde en bereisde heren van stand die uit naam van de wetenschap ontberingen hadden doorstaan in de verste uithoeken.
Pas in 1801 werd duidelijk dat Maupertuis enkele fouten had gemaakt tijdens de expeditie. De Zweed Jöns Svanberg mat via een gedetailleerdere driehoeksmeting de afstand tussen Tornio en Kittisvaara na en kwam uit op een afstand die 400 meter korter was. In 1928 liep de Finse onderzoeker Yrjö Leinberg alle Franse berekeningen nog eens na en ontdekte dat het instrument waarmee de gradenmeting naar de ster uit het sterrenbeeld Draak was uitgevoerd, niet goed stond afgesteld. Maupertuis schilderde de afplatting van de aarde groter af dan die daadwerkelijk is.
In de negentiende eeuw maakten Zweedse en Russische landmeters gretig gebruik van de waarnemingspunten van Maupertuis. Tussen 1816 en 1855 maten zij de geodetische boog van Struve – genoemd naar de initiatiefnemer, de Duits-Russische astronoom Friedrich Georg Wilhelm von Struve (1793-1864) – op. Deze graadmeting met een lengte van 2820 kilometer liep van het Noord-Noorse Hammerfest tot aan de Zwarte Zee en moest de omvang en vorm van de aarde bepalen. De geodetische boog van Struve staat tegenwoordig op de Unesco Werelderfoedlijst.
In Finland herinneren monumenten op de top van de Aavasaksa en de Kittisvaara aan de expeditie van Maupertuis. In Tornio staat nog steeds de houten kerk met klokkentoren van waaruit de Franse expeditie metingen verrichtte. Uit hedendaagse berekeningen met satellietapparatuur blijkt dat de aarde inderdaad geen perfecte bol maar een ellipsoïde is. De afstand vanaf de Noordpool tot het midden van de aarde, de zogenaamde straal, is 21,38 kilometer korter dan de straal gemeten vanaf de Evenaar naar het middelpunt.
Adwin de Kluyver