Hoe zit het eigenlijk met onze viering van het Leidens Ontzet, vroeg ik me een tijdje geleden af. Wat vieren we eigenlijk en waarom vieren we het in Finland?

 

Bij het opruimen (wat moet je anders doen tijdens de corona?) kreeg ik de tekst in handen van de 3 Oktoberlezing van 2013. Deze lezing hoort thuis in een rij 3 Oktoberlezingen, in de loop der jaren gehouden door mensen, die echt van wanten weten. De tekst van het interessante boekje waar ik hier op doel, heeft als titel: ‘De les van Leeuwtje. Kinderboeken over het beleg en ontzet van Leiden’, geschreven door Lotte Jensen, die op dit moment het hoofd is van de afdeling culturele en literaire historie aan de Nijmeegse Radboud Universiteit. Deze tekst gaf me een leidraad in handen voor het onderstaande artikel.

 

Van de ene kant moeten we er bij dit thema van uitgaan, dat Leiden in 1574 een van de grote en belangrijke steden van de opstandige provincies, van Holland met name, was. Deze stad werd tweemaal na elkaar door de Spaanse troepen belegerd, maar hier gaat het met name over het tweede beleg door het Spaanse leger in 1574 en het uiteindelijk ontzet van de stad Leiden op 3 oktober van datzelfde jaar, bevrijd door het geuzenleger, dat in de dienst van Willem van Oranje stond. Dat deze stad Leiden toen belangrijk was voor de Staten van Holland maar ook voor de leider van de opstand, Willem van Oranje, blijkt wel uit het feit dat reeds in februari 1575 als dank voor het ontzet de universiteit van Leiden in het leven werd geroepen, een universiteit, die al snel in de zeventiende eeuw een van de meest begeerde reformatorische plekken van wetenschap in Europa zou worden.

 

Het Leids Ontzet als belangrijk feit gaat daarom niet over een strikt stedelijk of regionaal gebeuren, maar het kreeg meteen een algemene, nationale betekenis: een belangrijke Hollandse stad werd bevrijd van de gehate katholieke Spanjaarden en werd daarom beloond met de stichting van een reformatorische universiteit. De eigenlijke geschiedenis rond dit beleg en ontzet behandel ik hier overigens verder niet, omdat het me daar in dit artikeltje niet zonder meer gaat. Dat alles is gemakkelijk (via het internet bijvoorbeeld) op te zoeken.

 

Van de andere kant zijn er rond deze gebeurtenissen aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog tegelijkertijd min of meer waar gebeurde overleveringen ontstaan, een soort sagen of verhalen, rond personen, die een belangrijke rol bij het gebeurde gespeeld zouden hebben. Bijvoorbeeld verhalen over de voorbeeldige burgemeester Van der Werff of over moedige Magdalena Moons; of verhalen over Cornelis Joppenszoon met z’n hutspot of over het in de titel van Lotte Jensens lezing genoemde Leeuwtje, een dappere jongen, die door zijn flinke gedrag tegenover de aanvallende Spanjaarden de held was van een van die overleveringen, en die voor zijn dapperheid met zijn leven moest boeten.

 

Over dit laatste verhaal wilde ik het hier nu hebben. Dit verhaal is namelijk in talloze variaties en met vele strekkingen (een soort interpretatie van de auteur van het verhaal) in een menigte boeken en boekjes (meer dan dertig) in de loop van de bijna vierhonderdvijftig jaar na het Leidens Ontzet doorverteld. Zelfs in onze twintigste eeuw zijn er nog twee boeken met dit thema verschenen.

 

(Opmerking: voor een goed algemeen overzicht over de historie van het beleg en ontzet van Leiden zelf en de overleveringen eromheen, zie bijvoorbeeld: https://historiek.net/leidens-ontzet-1574-hutspot-haring-wittebrood)

 

Geschiedenis is gebeurde geschiedenis en gebaseerd op feiten; verhalen (of sagen) eromheen echter zijn echter vooral fictieve en hopelijk spannend vertelde verhalen over het gebeurde. Uiteraard zijn die verhalen ook wel gebaseerd op de feiten (dus niet louter uit de fantasie van de auteur ontsproten). Maar toch … ze zijn min of meer fictief gekruid en verteld in teksten, die de lezer moesten boeien, anders zou geen kip het verhaal verder lezen. En dat is toch de bedoeling van zulke boeken niet! En dat vertellen gebeurde in dit geval inderdaad af en toe in literaire werken voor volwassenen (in gedicht- of prozavorm), maar vaker nog in werken voor jeugdigen (van jong tot oud) of zelfs in stripverhalen als Suske en Wiske (Het lijdende Leiden, 2011) en Donald Duck (Hutspot bij de Spanjaarden, 1997).

 

Bewerkingen van het thema ‘beleg en ontzet van Leiden’ (voor jeugdigen dus vaak bedoeld, maar zeker niet alleen voor hen), die verhalen begonnen eind achttiende eeuw en vooral in de negentiende eeuw bij bosjes te verschijnen, tientallen leesboeken alles bij elkaar.

 

In en na de tijd van de Verlichting (eind achttiende eeuw en verder), een beweging die pedagogisch beweerde, dat de mens opgevoed kon en moest worden om goed en gezond te kunnen leven, was zo’n verhaal en om vele redenen een literaire uitdaging. Want vaak bracht zo’n verhaal jammer-genoeg het gevaar met zich mee, allerhand uitdrukkelijke moraal (christelijk, burgerlijk of politiek) te preken, soms zelfs als van een kansel van bovenaf te prediken.

 

Dat we aan zo’n gepreekte moraal in onze tijd wel eens twijfelen of er in feite weinig behoefte meer aan hebben (aan die moralistische uitweidingen of tendensen dus), dat is wel waar en ook wel goed, maar toch …? Tot ver in de twintigste eeuw was de paternalistische overtuiging (in kerken, staat en maatschappij) heel sterk aanwezig, de gelovige of de burger, dus ook de jonge, schoolgaande jeugdigen werd tot allerhand moreel goed gedrag van bovenaf ‘gedwongen’. Vooral nadat in 1857 het vak geschiedenis verplicht schoolvak was geworden. In dit schoolvlak speelde de geschiedenis rond het beleg en ontzet van Leiden een belangrijke rol. Vooral de jonge mens was toch nog opvoedbaar! Dus moest hij streng en moreel waarlijk koste wat het kost opgevoed worden! Via de school, via de kerk of hoe dan ook!

 

Gelukkig zijn die strenge tijden uit het ‘rijke roomse of hervormde leven’ voor de meesten van ons verleden tijd. Maar misschien is die paternalistisch bemoeienis van bovenaf toch nog steeds een beetje aanwezig? Denken we alleen maar aan de neerbuigende en pedagogische manier, waarop Nederlandse of Finse regeringsleiders en ook anderen (deskundigen vaak) omgaan met hun onderdanen of patiënten, met ons burgers dus. Ik voel me in ieder geval af en toe bedreigd in het mij van bovenaf aangeprate ‘lidmaatschap’ tot de hoogste risicogroep in de heersende coronacrisis, jaja … En toch steekt ook daar zonder meer iets goeds in, dat zien we heus wel in! Want iedere mens en burger heeft voorlichting nodig, ook al is hij/zij zelf nog zo verlicht. Dat verlicht zijn doen en laten!

 

Er werd dus in verhalen met het genoemde thema een duidelijke boodschap gestopt, die godsdienstig kon zijn, maar ook (politiek gezien) nationalistisch, vaderlandslievend om het wat vriendelijker uit te drukken, en meestal gaat daarmee parallel oranjegezindheid. Willem van Oranje was toch, zeker na de afschuwelijke moord op hem, de onbestreden Vader des Vaderlands geworden?

 

De helden van veel boeken rond het Beleg van Leiden (Leidens Ontzet) waren vrijwel allemaal oprecht en belijdend protestant, het katholieke element werd immers juist in de tegenstander, in de oer-katholieke Spanjaarden, fel bestreden. De helden aan de gereformeerde kant waren flink, vrank en vrij, dapper en moedig en ze beminden hun medemens onder het volk (wat uiteraard een heel goede eigenschap is) op christelijke en/of human(istisch)e basis. Dat geldt zeker voor vrijwel alle figuren uit de (jeugd)boeken over Leidens ontzet tot en met die van de Tweede Wereldoorlog. Want daarna veranderde er toch wel iets.

 

De oranjegezindheid was overigens vrijwel altijd en overal sterker of zwakker in de verhalen aanwezig, ook al bezit de koning of de koningin (ondanks onze trouwe koningsvieringen met Wilhelmus en al) zeker nu niet meer de onaantastbare positie die zij nog lang hadden, in de negentiende eeuw vooral.

 

De godsdienstigheid was er vaak negatief in aanwezig in de vorm van een felle en scherpe tegenstelling tussen pro-protestant en anti-katholiek. En dat laatste ontaardde soms in de boeken van eind negentiende en begin twintigste eeuw in een nu toch wel onbegrijpelijk heftig anti-papisme (zeker in de acht boeken die rond het jubileumjaar 1875 verschenen). En het woord ‘paap’ is hier echt niet vleiend of plagend bedoeld, maar min of meer als scheldwoord. Lang daarna pas vlakte die negatieve tendens af tot een meer moderne, tolerantere houding tegenover elkaar, christelijk denkend in oecumenische termen, zodat eenieder zonder gestoord te worden zalig kon worden via zijn eigen levensopvatting.

 

Het achttiende- en negentiende-eeuwse principe kan scherp uitgedrukt worden in de volgende zinsnede: ‘Twee geloven op één kussen, daar zit de duivel tussen!’. Dat geldt echter tegenwoordig steeds minder, lijkt me. Bij ons thuis in ieder geval niet. Het relativeren van de eigen levensopvatting dringt steeds meer naar voren, zoals Pilatus al zei of vroeg: ‘Wat is waarheid?’ Niemand weet het meer precies, honderd procent, er heerst tegenwoordig hopelijk steeds meer respect voor andermans opvatting, al zoeken we wel gezamenlijk naar de/een waarheid. Maar toch … niemand heeft die nog in pacht. Daar ga ik in ieder geval graag van uit!

 

Was nu het tolerante (Erasmiaanse) denken helemaal onbekend in de negentiende eeuw? Nee, zeker niet. Als sprekend voorbeeld zou ik hier een boeiend verhaal over het genoemde thema naar voren willen halen, geschreven door een van de bekendste Nederlanders van toen, de veel gelezen schrijver van alom gelezen (nu nog steeds!) historische romans: Jacob van Lennep. Hij schreef al in 1855 het verhaal ‘Drie jongens bij het beleg van Leyden‘, dat verscheidene malen opgenomen werd in latere herdrukken van zijn werk, een verhaal met een opvallend tolerante strekking over een vriendschap tussen de katholieke Gijsbrecht, de protestantse Willem en de dappere protestantse held Leeuwtje. Dit verhaal getuigde toen van een nogal moderne instelling tegenover godsdienst en idealistische dapperheid, samen met als vaderfiguur hierachter, burgemeester Van der Werff. Dit was wel een heel andere literaire benadering van het beleg en ontzet van Leiden dan we in de meeste andere verhalen tot de Tweede Wereldoorlog (en soms ook nog erna) lezen.

 

”Van Lennep houdt zijn jonge lezers een verzoeningsgezinde boodschap voor door de nadruk op de vriendschap tussen de ravottende jongens te leggen. Hoewel ze een verschillend geloof belijden, kunnen ze toch de beste vrienden zijn. Religieuze verschillen zijn dus te overbruggen. Daarmee liet Van Lennep een verrassend modern geluid horen: tot ver in de twintigste eeuw namen de meeste schrijvers van kinderboeken over het Leids Ontzet juist een uitgesproken protestants standpunt in.” (Lotte Jensen)

 

De nationalistische of (vriendelijker gezegd) vaderlandslievende strekking van de Leids Ontzet-verhalen leefde vooral sterk onder het volk in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden na de trieste en traumatische Napoleontijd, dus na 1815. Deze tendens kwam nog even (en dit ook nu nog te begrijpen) tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bod, als uiting en symbool van vrijheidsdrang tijdens onderdrukking, als verzet tegen de Duitse bezetter van toen. Dit boek van A.D.Hildebrand, Postduiven voor de prins. Beleg en ontzet van Leiden (1941), heb ik wat later, toen ik nog een schooljongen was, graag gelezen.

 

Daarna werd het verhaal rond het beleg en ontzet van Leiden echter steeds neutraler en wat de strekking betreft onschuldiger, het werd meer gewoon: een spannend nationaal verhaal zonder een expliciete boodschap. Het werd meer een typisch, algemeen verhaal voor jeugdboeken, beeldverhalen of stripboeken, waarin het vooral ging om de vlotlezende spanning van een boeiend historisch verhaal, helemaal al in de stijl van bestsellers of thrillers van nu. En vooral ging het om de psychologie van de optredende personen. Maar toch blijft staan: het ging bij het verhaal over het Leidens beleg en ontzet van 1574 niet alleen om een regionaal, maar vooral om een algemeen Nederlands, belangrijk nationaal volksverhaal. Goed zo!

 

Omdat het verhaal over het Leidens Ontzet in de symboliek neutraler is geworden, dus voor de meesten van ons zonder meer te accepteren, en tevens, omdat het in een gezonde zin ook een algemeen, gewoon vaderlandslievend thema zonder romantiek of bepaalde strekking is geworden, lijkt me de viering ervan in buitenlandse verenigingen zoals de NViF (zoals ook de vieringen van Sinterklaas en Koningsdag) als jaarlijkse en traditionele herfstviering helemaal op z’n plaats.

 

Hoe en wanneer en waar die jaarlijkse vieringen in het programma van de NViF terecht gekomen zijn, daarover zou een ander verhaal te schrijven zijn, maar het was me nu belangrijk, iets meer te zeggen over het verhaal zelf van het beleg en ontzet van de stad Leiden in 1574 en de telkens veranderende betekenis ervan in de loop der tijden voor ons, Nederlanders.

 

Het verhaal is dus in de loop van de eeuwen een voor iedere Nederlander zinvol en algemeen Nederlands verhaal geworden, zonder meer geschikt om het niet alleen in Leiden, maar ook in het buitenland onder de Nederlanders als Leids ontzet-bijeenkomst te vieren, als een herfstfeest, waar we als landgenoten bij elkaar willen komen om elkaar na een lange zomer weer te begroeten en om daarbij gezellig bij te praten. Dat alles met witbrood en haring, hutspot en een daarbij passend drankje. Wat kan daar nou tegen zijn?

Peter Starmans