Rond 27 april, de verjaardag van koning Willem-Alexander, werd hier in Finland op meerdere plaatsen de koningsdag gevierd. Uitbundig en met velen tesamen. Fijn zo! Dat koningsfeest is inderdaad een mooie gelegenheid, om onze landgenoten weer eens te zien en te spreken. Waarom dus niet? In het Aleksis-Kivi-huis (Villa Kivi) in Helsinki waren een vijftigtal Nederlanders bij elkaar (of meer? Ik heb ze niet geteld), zittend of staand, met een glas wijn of een Heinekenbiertje in de hand. En … het was er gewoon gezellig.

Bij het om me heen kijken viel me vooral de kleur oranje op: oranje overhemden, oranje T-shirts, oranje bloezen, oranje stropdassen, oranje strikjes. Oranje lintjes heb ik eerlijk gezegd niet gezien, maar dat is geen verrassing in het buitenland. De wolken van de oranje lintjesregen hangen altijd boven Nederland, niet boven Finland, jammer maar waar. Ook de kleuren blauw-wit-rood waren overigens wel aanwezig, maar niet zo dominerend als oranje.

De hapjes van Camilla waren stuk voor stuk overheerlijk, maar vooral de brokjes oude kaas (Old Amsterdam?) werden opvallend gretig opgeprikt en graag opgepeuzeld, heerlijk! En toen er gefluisterd werd, dat er bitterballen werden opgediend, toen was het op sommige plaatsen ineens dringen geblazen. Een gloeiend hete bitterbal met heerlijke mosterd (het liefst toch wel Doetinchemse mosterd; maar ja, die heb je in Finland nu eenmaal niet), super, daar pleeg je toch een moord voor?
Na een speechje van de Nederlandse ambassadeur en de voorzitter van de vereniging werd het Wilhelmus uit volle borst meegezongen, door allemaal; vreemd toch, want we voelen ons immers niet erg Duits (maar wel Nederlands = diets!) en de koning van Spanje eren we toch ook allang niet meer, we weten vaak niet eens meer, hoe die heet.

De vraag die hier naar boven komt, luidt: zijn wij, Nederlanders in het buitenland, toch niet enigermate geneigd tot Nederlandse nostalgie, als we er de kans voor krijgen? Zo ja, waarom eigenlijk ook niet? Zo nee, waarom komen we dan hier bijeen?
Ik houd me voorlopig maar bij het ‘zo ja’! Want nostalgie is toch ook een beetje gezond heimwee naar ons eigen thuis, naar onze geboortegrond die we (hopelijk vrijwillig) verlaten hebben en die we ongemerkt zelfs enigszins idealiseren en personaliseren. Alsof het succes van het jonge Ajax (met de populaire veteraan Jari Litmanen in het achterhoofd) of het onverwachte succes van de zanger Duncan Laurence bij het Eurovisie songfestival een verdienste van onszelf is.

Hier voor me ligt nummer 2/2019 van het populaire tijdschrift ‘HOLLANDS Glorie‘, een fraai uitgegeven blad met interessante inhoud en veel foto’s. Ons wordt daarin een selectie goed geschreven artikelen en berichten gepresenteerd, die toch wel tot nadenken stemmen. Het tijdschrift opent met een fraaie foto van Deventer met het beroemde gedicht van Hendrik Marsman uit 1936 erop geplakt: ”Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan …” Overigens … Deventer ligt niet eens in Holland maar in Overijssel; en voorts is de rivier de Ijssel daar veel en veel minder breed dan de Rijn, de Waal of de Maas. Maar goed. Maar toch is het daarom op de keper beschouwd wel goed, dat het blad als ondertitel heeft: ‘Het mooiste van Nederland’. Anders zouden we denken, dat het altijd maar over Holland, Amsterdam of Rotterdam zou moeten gaan. Nee dus.

Onze geschiedenis komt in Hollands Glorie ruim aan bod, met bijvoorbeeld het ”landgoed Matanze. Gesticht met geld uit de door Piet Hein veroverde Zilvervloot, in de baai van Matanzas.”
Dat was overigens wel al lang geleden: in 1628 om precies te zijn!
Verderop in het magazine staat een vraag: ”Wie was Johan Maurits?” Natuurlijk was hij ook de bouwheer van het Mauritshuis in Den Haag, dat wel, maar verder? Het ‘beeldverhaal’ rondom hem was tot nu toe vrijwel positief, maar de laatste tijd vraagt met zich steeds meer met terechte zorg af, of hij ook niet een belangrijke rol in de internationale slavenhandel heeft gespeeld. En dat klinkt toch niet meer zo positief! In de tekst staat nu als aankondiging van een tentoonstelling over hem, notabene in zijn eigen Mauritshuis in Den Haag: ”Bewogen beeld. Op zoek naar Johan Maurits”. Het beeld van het beeldverhaal beweegt zich dus, we zijn opnieuw op zoek naar de waarheid van dit leven. En ook naar de waarheid van onze misschien wat al te nostalgisch positief beleefde geschiedenis.
Want dat bewegen van een beeld betekent nieuwe beeldvorming. Wij beroemen ons wel altijd op onze Gouden Eeuw, was het echter inderdaad alles wel goud wat daar blonk? Zeker niet! Denken we bijvoorbeeld maar aan gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen, of aan prins Maurits van Oranje, of aan de tragedie van de Molukken?
Onschuldig is echter wel de in Hollands Glorie vermelde historische aandacht voor een sympathieke, 19de-eeuwse jonkheer en tekenaar Pieter van Loon, wiens huis in Amsterdam niet voor niets een klein, maar interessant museum is.
Kort wordt ook het schip van de Engelsman (!) Henri Hudson, de Halve Maen, genoemd, dat in Hoorn als replica voor anker ligt. Diens ontdekking van Manhattan, van Nieuw Amsterdam, van New York heeft ons (Hollanders) toch wel goud opgeleverd. In vele opzichten. Maar daarvan wilden de Engelsen lange tijd niets weten.

Als stad wordt dit keer ruimschoots Amersfoort belicht; terecht toch, want op de verjaardag van Willem-Alexander waren hij, Maxima en de drie prinsesjes daar op bezoek, en hebben daar misschien gekoekhapt (Deventer koek wellicht?) en leuk gespeeld en gehost met Amersfoortenaars en hun kinderen. Ook wel enigszins nostalgisch toegejuichd door velen ter plaatse, en door anderen via teveebeelden of geïllustreerde bladen à la magazine Panorama. OK dan maar weer, want waarom ook niet? Amersfoort is heus wel de moeite van een bezoek waard; het is een oude, maar ook een moderne en goedverzorgde stad, met ”Muurhuizen, musea & moderne architectuur” en uiteraard met Piet Mondriaan, die er geboren is. Bij die architectuur denken we dan aan Rietveld. En wat onze geschiedenis betreft denken we aan de in 1619 vermoorde landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt, in Amersfoort geboren.

In de (ook als boek uitgegeven) serie ‘Ons Dorp‘ komt dit keer een ”Drents dorp aan de brink” ter sprake: Zeijen. De tekst begint zo: ”Veel Nederlandse dorpen hebben hun karakter helaas verloren.
Zeijen gelukkig niet.” Vergane glorie dus, maar toch … de bewoners van nu hebben er een modern en functionerend geheel van weten te maken. En juist door dit nostalgisch en toch verantwoord streven is het een modern, attractief en ook toeristisch veelbezocht woondorp geworden, want ”Zeijen ligt perfect, niet te ver van Assen en Groningen”. Een oud dorp met een interessant verleden, dat bezoekers kan boeien, omdat het de bewoners zelf ook interesseert en ze inspireert, hun tradities in leven te houden. Ondanks de hoge, maar door brand en storm jammergenoeg meerdere malen geteisterde korenmolen, die nu volledig verdwenen is en niet meer opgebouwd wordt.

Nostalgie klinkt ook door bij ”Een stille parel tussen Maas en Waal”, een bijna verloren gegaan natuurgebied bij Heerewaarden in de Bommelerwaard, vlak aan de Duitse grens. Daar is het Fort de Voorn gelegen, een strategisch punt van waaruit prins Maurits van Oranje zich verdedigde tegen de Spanjaarden. Dat fort uit het begin van de zeventiende eeuw lag en ligt nog op een eiland tussen Maas en Waal, die daar toen letterlijk contact met elkaar hadden, in elkaar overvloeiden. Dat eiland was strategisch van groot belang ter verdediging van de dubbele invalshoek vanuit Duitsland naar de Nederlandse republiek. Fort de Voorn ligt nu in een gebied, dat opnieuw de aandacht krijgt van boswachters en fruitboeren. Het samenstromen van twee rivieren met volledig anders samengestelde watermassa’s heeft in vroeger tijden de flora en fauna van het gebied diepgaand beinvloed en verrijkt. Dit dreigt nu helemaal verloren te gaan. Maar door zorgvuldig wikken en wegen en ook uitproberen wordt er verstandig naar gestreefd, deze oude natuur zo veel mogelijk te
herstellen. Dat is dan een positieve invloed van oprecht gevoelde nostalgie.

Dat Nederland wat kookkunst betreft over het algemeen geen grote naam heeft, weten we heus wel. Een nostalgische herinnering daaraan is daarom de ‘stamppotbijbel’, die recepten verkondigt (want de bijbel en de bijbelse verkondiging behoort ook tot de nostalgische realiteiten van toen en nu): het gaat hierin over hutspot en boerenkool en uiteraard moderne varianten erop.
Maar toch … op het gebied van kokerellen kunnen moderne koks met hun heerlijk aanbod zich internationaal inderdaad laten zien en proeven. Dat lijdt momenteel verder geen enkele twijfel, dus uitgekozen worden hier in Hollands Glorie tien bijzondere restaurants door het hele land. Een daarvan, ’t Nonnetje, heeft mijn hart gestolen, omdat je daar voor een aardig prijsje ”met ziel en zaligheid” (hoe dat precies moet, weet ik eigenlijk niet zo goed) heerlijk kunt eten van wat de pot schaft in de vier seizoenen. Dus telkens wat anders, verfijnd en vakkundig klaargemaakt. Het betreft hier een klein, maar internationaal gewaardeerd ’tweesterrenrestaurant’ in het oude Hanzestadje Harderwijk aan de noordkant van de Veluwe, in Gelderland dus.
Frappant was wel, dat in dit nummer van Hollands Glorie niet de Haagse hopjes, of de Delftse Calvé-pindakaas of de Goudse stroopwafels naar voren gehaald worden, maar vier andere ”Klassiekers. Prachtige producten van eigen bodem”. Dat zijn 1) de cacao van C.J. Van Houten & zoon, 2) het Flipje van Tiel, 3) de Piet Pelle-kinderfiets van Gazelle en 4) het volkoren graanontbijt Brinta.
De Gazelle kinderfiets is mij niet meer zo bekend.
Brinta heb ik veel moeten eten en was vlak na de oorlog een gezond volksvoedsel uit Groningen: ”Niemand de deur uit zonder een Brinta-ontbijt!”. Reinier Paping, die de Elfstedentocht 1963 won, werd na afloop van die barre tocht gevraagd, wat hij die ochtend had gegeten. ”Och, wat lichte kost” antwoordde Paping laconiek, ”een bord Brinta”.
Met Flipje van Tiel met zijn kersenjam van ‘De Betuwe’ ben ik opgevoed, vooral geliefd bij de kinderen vanwege het spaarprentenboek met ”De Avonturen van Flipje”. De jam smaakte ook wel, maar het ging hen vooral om de plaatjes van Flipje.
De cacao van Van Houten was zelfs nog lang in Finland populair. In het begin van de jaren zeventig stond er nog steeds een blik (nou ja, toen was het een kartonnen doosje geworden) van ‘Kaakao Van Houten’ in de keukenkast van mijn schoonmoeder en dat werd bij het bakken bijvoorbeeld nog volop gebruikt. Zo zie je maar.

Er zijn nog zoveel andere zaken, die onze nostalgie wakker kunnen roepen: Toon Hermans, Wim Sonneveld, Delfts blauw, kinderliedjes, sinterklaasliedjes en ga zo maar verder. Een voorbeeld van nostalgische hernieuwing is misschien: ”Koninklijk blauw Royal Delft komt met een nieuwe verzamelcollectie genaamd Proud Mary. Vernoemd naar Mary II, echtgenote van stadhouder Willem III en groot liefhebster van Delfts blauw.” Hieruit blijkt wel, hoe internationaal deze producten toen al waren en nu nog steeds zijn. Maar goed, je kunt er nu ook nog heel wat geld mee verdienen, en niet alleen met tulpen, amaryllissen of de kartiotuija (gepunte conifeer) Brabant!

Niet Toon Hermans dus, maar Rudi Carell wordt in Hollands Glorie naar voren gehaald. ”Hoe Rudi Carell de Duitsers gevoel voor humor gaf.” Tja, het buurvolk, dat menig Nederlander een diep trauma heeft bezorgd. De populaire tevee-showman Carell was er de man naar, die buren wat meer humor bij te brengen, door ze aan het lachen te brengen, ook hem maar ook over zichzelf. Hopelijk is hij daarin ook geslaagd, maar of Rudi een twaalftal jaren na zijn dood in Nederland nog veel nostalgie oproept, daar ben ik eerlijk gezegd niet meer zo heel zeker van.
Dan denk ik, dat Toon Hermans hier eerder op zijn plaats zou kunnen zijn, bijvoorbeeld door zijn invloed nu nog via You Tube! Denk maar aan zijn beroemde gehaktbal (geen bitterbal) of de pruimen van Jantje. ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o als eieren zo groot.’ Wat leuk was dat!

Afsluiten kan ik nu alleen nog maar met een kinderliedje. Overigens … Nederlandse kinderboeken kom ik vaak tegen ter verkoop op onze eigen facebooksites. Daar bieden nog jonge moeders (of nog jonge vaders) met kleine kinderen die al groter geworden zijn, de boekjes van hun kinderen aan andere collega’s, die nog jonge kinderen hebben, aan. Helemaal mee eens overigens!
Het gaat in Hollands Glorie nu om een bericht rond een hotelletje met de mooie naam ‘Kort Jakje’, gelegen aan de ‘Kromme Jak’ in Zwolle. ”Altijd is Kortjakje … ziek! Dat krijg je ervan als je veel jenever drinkt en werkt bij de publieke toiletten. Zo lezen we in ieder geval in de 18de-eeuwse voorloper van het huidige kinderliedje.” Dit lijkt me met dit leuke liedje een goede afsluiting van deze wat stoute bespreking van een recent nummer van Hollands Glorie, waarin Holland toch wel moet staan voor Nederland. Want Zwolle, Deventer en Harderwijk liggen echt niet in Holland, maar in Overijssel of Gelderland. En ze zijn er trots op ook. Een beetje nostalgisch misschien, maar toch …

Mijn vader komt per slot uit Eys in Zuid-Limburg en mijn moeder stamt uit de stad Groningen (en een anderhalve eeuw eerder uit het westen van Duitsland). Dus niks Holland. En ikzelf ben geboren in de oer-katholieke stad Nijmegen, de stad van Petrus Canisius, dus ik heb niks met het ‘calvinistische’ Holland. Nou ja, zo sterk? Jaja, zo was het toen! De ‘stamppotbijbel’ zou ik eventueel als kind nog wel hebben mogen lezen, maar die was er toen nog niet. De bijbel zelf? Nee dat mocht in mijn omgeving eigenlijk niet. De bijbelse verhalen kwamen uit het kerkmissaal, ok, die waren dan voor kinderen (en volwassenen) wel genoeg, met de uitleg van de pastoor erbij uiteraard. Ook wel een beetje negatief (fragwürdig!), deze nostalgie, maar zoiets moet je en mag je en kan je tegenwoordig niet meer al te letterlijk nemen. En … eerlijk toegegeven: gelukkig dat die strenge tijd nu voorbij is. Ja gelukkig maar, want die verzuilde tijd was niet zonder meer: ”HOLLANDS Glorie.
Het mooiste van Nederland.” Nee, echt niet …

Met groet,
Peter Starmans