Hier gaat het dus niet over onze arctische streken, de noordpool, het noorden. Daar kunnen we een andere keer over dromen. Hier gaat het over de Antarctica, de streken rond de zuidpool, waarnaartoe de schrijver Adwin de Kluyver een paar jaar geleden een ontdekkingsreis heeft gemaakt en wel met een oude driemaster in navolging van beroemde ontdekkingsreizigers à la Amundsen, Scott of de Japanner Nobu Shirase, waar de meeste lezers waarschijnlijk nooit van gehoord hebben. Maar goed, daarover direct meer.

Onze vorige voorzitter Guido had een paar jaar geleden, tijdens de corona-tijd, een heel goede inval: om een jaarlijkse algemene ledenvergadering eens te combineren met een presentatie vanuit Nederland, waarbij auteurs zelf via een boekhandel een eigen recent boek te propageren, ook natuurlijk om meer belangstelling te wekken voor de vergadering. Daar is Guido volledig in geslaagd, er waren bij de videozittingen en de presentatie zeker meer dan twintig actieve deelnemers.

Een jaar of twee drie is dit goed gelopen, en ik herinner me bijvoorbeeld met plezier de gezamenlijke bespreking, samen met auteur Adwin de Kluyver, over zijn boek ‘Niemandsland’, waarover dit artikel hier gaat; of de ontmoeting met Pauline Terreehorst over haar spannende boek ‘Het geheim van de Gucci koffer’. Fijne en geslaagde gebeurtenissen, waar de deelnemers graag en actief aan meededen. Als grappige anekdote herinner ik me ook nog, dat de uitzending met Adwin de Kluyver opeens door een technische storing een minuut of twee stilstond: met als resultaat een stilstaand beeld met de mond van Adwin open, alsof hij ons net iets wilde zeggen, maar het op dat moment niet kon. Het is heus goed gekomen dit keer, en het was boeiend, wat hij ons te zeggen had.

Maar nu over het genoemde boek zelf. Het boek wordt aaneengeregen door een reisverslag; het bericht namelijk van een reis door Adwin de Kluyver zelf gemaakt, bewust en met het oog op zijn toen nog te schrijven boek; en wel naar de Antarctica, met inderdaad een oude opgeknapte driemaster, zoals Nobu Shirase, een Japanse ontdekkingsreiziger, met zijn driemaster, de Kainan-maru, in 1912 gemaakt had, om voor zijn keizer de zuidpool te ontdekken en die pool dan door de nationale vlag te planten in beslag te nemen; en daar is hij door ontoereikende voorbereiding jammer genoeg niet in geslaagd.

De Kluyver wilde dus Nobu Shirase navolgen, door ook met een driemaster naar het zuidpoolgebied te varen. Dat is hem overigens wel gelukt. Maar niet met dezelfde driemaster! Het reisverslag van Adwin tussen de andere rijke verhalen door houdt het boek met allerhand wetenswaardigheden en spannende avonturen in deze koude streken als eenheid tezamen. Hij vertelt ons over pinguïns, albatrossen, walvissen of over utopieën en mensen die daar toen en nu gelopen of geskied en al ontdekkende in barre omstandigheden gewoond hebben. Het betreft hier een boek, dat van het begin tot het einde ons in spanning houdt, via allerhand min of meer geslaagde pogingen in heden en verleden, om dat werelddeel bloot te leggen, te ontdekken dus.

Adwin de Kluyver zelf is uiteraard geen eigenlijke ontdekker van de zuidpool, maar overtuigt ons wel als literair onderzoeker van allerhand waargebeurde verhalen over thema’s rond die ijskoude streken in het zuiden, die vanzelfsprekend stuk voor stuk de moeite waard zijn en overigens politiek zelfs steeds meer de moeite waard worden. De tv gaf kortgeleden een uitgebreid gesprek weer van Arto Nyberg met een moderne wetenschappelijke onderzoeker van Antarctica, die er net vandaan kwam en uitgebreid verslag over uitbracht. Denken we ook maar aan de tegenwoordige politieke strijd om de noordpool (de zuidpool komt deze eeuw ook aan de beurt!), de strijd daarom, wie het gebied eromheen bezitten en uitbuiten mag, dus triest genoeg ook vaak misbruiken. Want de mens wil vaak alleen maar voor zichzelf de materiële rijkdom ervan hebben en niet zonder meer ergens gewoon zijn, in de natuur; of (voor kijkers op de teevee) via uiterst interessante documentaires over de flora en fauna aldaar. Deze week was er nog een boeiende film over een groot en vrijwel onbewoond eiland in het noorden van Canada, wonderlijk en zo anders dan het gewone leven in Helsinki of Amsterdam.

Het boek nu gaat bijvoorbeeld in een van de eerste hoofdstukken over Polynesiërs, die eeuwen geleden met een primitieve boomstamkano wilden ontdekken, wat er zich achter die zeehorizon bevond. Of over de Bruggenaar Roeland Vergote, die in de zestiende eeuw met Ferdinand Magellaan meevoer om de doorgang van de Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan mede te ontdekken, namelijk de Straat van Magellaan ten noorden van Kaap Hoorn.

Vermakelijk ook is het verhaal over de Duitse natuurwetenschapper Johann Reinhold Forster, die op bevel van de  koning van Groot-Brittannië met de Resolution van de beroemde kapitein James Cook meevoer op James Cooks tweede jarenlange reis naar het nog onontdekte zuidpoolcontinent (1772-1775). En dat samen met zijn later alom bekende zoon Georg Forster die in 1772 pas veertien jaar oud was.

Johann Forster was echt geen zeeheld, integendeel, maar hij heeft wel voor ons het Paaseiland met zijn vreemde beelden en de inwoners ervan en ook Vuurland en zijn primitieve bewoners voor het eerst beschreven en voorts allerhand interessants over dieren en planten tijdens de zeereis onderweg gepubliceerd. Wat ik vooral als leraar zo interessant vond,  is, dat De Kluyver de bekende hoofdpersoon James Cook in zijn verhaal op de tweede plaats zet, om een ander, de ‘naturalist’ Johann Forster,  in een kritisch zonnetje te zetten en recht te doen. Dat bevalt me wel. Dat lijkt wel Anna Enquist in haar geslaagde roman ‘De thuiskomst’, waarin de hoofdpersoon de vrouw van James Cook is, die telkens zonder haar man jarenlang alleen thuis alles moet regelen en doen.

Dan volgt er een bijzonder mooi hoofdstuk over bekende Engelse schrijvers, Samuel Taylor Coleridge en William Wordsworth (met zus), die met hun in wereldwijde zeemanskringen welbekende gedicht ‘Van de oude zeeman’ troost hebben gegeven aan talloze zeemannen in nood, in storm en regen. Dat is toch hun eigen lot (en ‘schuld’), omdat ze volgens de genoemde sage een weerloze albatros gedood hebben, die grote en misschien wat naïeve vogel van de Antarctica. Dit doden als symbool voor de mens, die de wereld om zich heen wil beheersen en uitbuiten, koste wat het kost. Hier zonder meer tevens een meesterlijke beschrijving van de albatros, ‘het symbool van zwerven, zweven, varen en eindeloos reizen’, zoals Adwin de Kluyver het formuleert. Binnen dit verhaal past ook de herinnering van de jammerlijk mislukte expeditie naar de zuidpool van Ernest Shackleton in 1915. Zijn gekraakte schip, de Endurance, is kortgeleden gevonden! In dit verhaal wordt ook Willem Schouten vernoemd, die als eerste met zijn schip in 1611 Kaap Hoorn gerond heeft. Alles bij elkaar een gaaf verhaal!

In het midden van het boek staan de twee belangrijkste verhalen: het verhaal van de overwinnaar, de ontdekker van de zuidpool, Raold Amundsen, die bewust ten koste van zijn trekhonden (uitgeput, doodgeschoten en opgegeten, wat hem door velen toch wel kwalijk is genomen) de zuidpool als eerste en nauwkeurig gepland heeft bereikt. En daarna dan het droevige maar ook trotse verhaal van de verliezer Robert Scott, zo vol typische Britse trots, ondanks of misschien wel dankzij de manier waarop Scott en zijn twee kameraden de heldendood gestorven zijn  (twee kameraden waren al onderweg gestorven), drie mannen dus, die opgesloten in hun tent tijdens een verwoede en langdurige sneeuwstorm, vlak voor de finish waardig doodgevroren zijn.

Het gaat hier in het tweede verhaal natuurlijk om de voorbeeldige Engelse gentleman Robert Falcon Scott, die ook de zuidpool bereikte (maar een maand later dan de Noor Roald Amundsen op 14.12.1911) en die op de terugweg vlak voor Cape Evans, waar hun schip lag, door barre weersomstandigheden in hun tent gevangen zaten (of beter lagen) en in de bittere kou en met knagende honger als vrienden en weldra als voorbeeldige Engelsen stierven. Het is misschien wel groots hoe de Britten trots op hun posthuum geadelde Robert Falcon Scott en zijn mannen waren, ondanks hun bittere verlies (niet glanzend goud, maar slechts gewoon zilver), een geldend voorbeeld voor het Britse volk van echt heldendom zijn geweest, vooral door hun manier waarop zij moedig gestorven zijn.

Die Engelsen waren overigens niet voor niets een van de belangrijkste onderdelen van de geallieerden van de Tweede Wereldoorlog, zo werd ons op school voorgehouden. Zij hebben ons toch maar bevrijd. Wij hebben in Nijmegen in de herfst van 1944 een tijdlang Engelse officieren in huis gehad, zij in ons huis boven, wij in de kelder beneden. De herinnering aan deze mannen is overigens nog steeds warm, jarenlang hebben we nog contact met hen en hun gezinnen gehad. Zo wordt toch een ideaal van identiteit geschapen, ook nu nog. Denken we ook maar eens aan koningin Elisabeth of eerder nog aan koning Charles met zijn prostaatkanker, wat weliswaar iedere man kan overkomen, maar dat van ons komt echter niet in de krant of op de teevee. Ik herinner me ook, dat ik (misschien toen ik veertien was) als sinterklaascadeau hoopte een groot en duur boek over juist deze zuidpoolontdekkers, bijvoorbeeld over Amundsen en Scott, te krijgen. En ik heb het ook gekregen en ben er lang mee bezig geweest, terwijl ik echt geen ijsheld of gentleman ben, meer een held op sokken en een Nederlander bovendien. Maar ja, zulke symbolen van heldendom heeft de doorsneeman of -vrouw nodig, om volwassen te worden. Later werden het in Nederland zulke ijshelden zoals bijvoorbeeld Ard Schenk of Kees Verkerk (en Sven Kramer uiteraard). En nu zijn het weer anderen, in Finland meer ijshockey-helden of muziekhelden.

Dan volgt er een allercharmants verhaal ‘Kaap Adare – een mensje’, over de pinguïns en hun intense antarctische leven. Vooral religieuze fundamentalisten in de negentiende eeuw prezen deze vogel omdat het zo kuis en voorbeeldig voor christenen zou leven. Maar George Levick, die in 1910 met kapitein Scott met de Terra Nova meevoer als zoöloog en scheepsarts en ook in zijn vrije tijd pinguïns wetenschappelijk gadesloeg en onderzocht, hij weet er alles van, want hij heeft allerhand in het leven van pinguïns met eigen ogen voor zijn neus zien gebeuren, maandenlang.

In het puriteinse Victoriaanse tijdvak van de Britten (en Europa) zag hij bijvoorbeeld voor zijn ogen en hij beschreef dat ook uitvoerig, dat pinguïns er wat hun seksuele gewoontes wat van kunnen. Je kunt het zo gek nog niet bedenken, het gebeurde ook bij de pinguïns. De christenfundamentalisten keken toen wel op hun neus en deden er het zwijgen maar toe! Het latere boek van Levick, ‘Antarctic Penguins – a Study of Their Social Habits’, was een grote steen in de puriteinse vijver van veel mensen in de wereld. En golven dat het boek veroorzaakte! En uiteraard tevens een teleurstelling voor christelijke herders, die juist de pinguïn als kuis voorbeeld hun gelovigen voor ogen hielden.

Het volgend verhaal, ‘De jacht’, gaat over het vangen van walvissen in deze zuidelijke wateren, een bloedstollend verhaal over dit wrede jagen op deze voor de industrie en onze gezondheid van belang zijnde dieren. Natuurlijk hebben wij toen we jong waren tot ons verdriet (want een lekkernij was het inderdaad niet) levertraan moesten slikken; en het vet en de olie van walvissen was ook voor de industrie kapitalen waard. Vandaar. De Nederlander Willem van der Does heeft er in 1947 een populair jeugdboek over geschreven, ‘Storm, ijs en walvisschen’.

Als een van de laatste verhalen van het prachtige boek van Adwin de Kluyver stond ik er niet van te kijken, toen zelfs de Duitsers in de jaren dertig van de vorige eeuw een rijksvlag met hakenkruis (de swastika-vlag als symbool van het Hitlerrijk) in het antarctische gebied wilden plaatsen, om hun belang bij dit gebied te onderstrepen. Gelukkig is dit Neuschwabenland door de WO2 echter nooit echt gerealiseerd.

Afsluitend geeft Adwin de Kluyver ons dan nog twee toegiften: Het verhaal dat er in 1947 ook een vrouw aanwezig was (of eigenlijk twee) in deze vooral mannelijke wereld, vrouwen, die een functie hadden bij een wetenschappelijk Amerikaanse expeditie op Stoningtoneiland. Het liep wel maar was niet zonder meer een succes bij de typisch masculiene wereld van ontdekkers en wetenschappers op Antarctica. En tenslotte het mooie afsluitende verhaal van de wereldberoemde foto van ‘de Blauwe Knikker’. En wel de ronde aardbol op het zuiden gezien in volle zon, maar wel  in het duistere diepzwarte heelal, een foto in 1972 genomen tijdens de Apollo 17-reis naar de maan, met uiteraard voor het eerst het zuidpoolgebied stralend wit in het centrum. Gepland en geslaagd!

Veel leesplezier, Peter Starmans