Nu heb ik zin, wat algemener op wat gebeuren van de negentiende eeuw in te gaan, in Nederland wel te verstaan, om het eventueel later met de gebeurtenissen in Finland te vergelijken. De laatste tijd verdiep ik mij namelijk tussendoor met de geschiedenis van Nederland in de negentiende en twintigste eeuw, met als bijzondere aandachtspunten de ontwikkeling van de schilderkunst in Nederland. Daarbij springen naar voren Vincent van Gogh en wat later Piet Mondriaan, maar er zijn nog meer kunstenaars, die een internationale roep hebben opgebouwd, zoals Jongkind, Toorop, Rietveld etc. Maar laten we nu maar beginnen, thematisch dit keer, en dan denk ik bijvoorbeeld aan het water, het onderwijs en de koloniën in Nederlands-Indië en de west (Suriname en Curaçao en Nieuw Amsterdam met name). Maar dat laatste nu nog niet!
HET WATER
Dat kan men positief of negatief opvatten. We kunnen dan aan natuurwater denken, maar dat is in de negentiende eeuw niet zoveel anders dan nu. Maar we kunnen ook denken aan onze strijd met het water, aan het droogmaken van door een enorme storm (soms wel een orkaan, want in de winter kan het in Holland enorm spoken wat het weer betreft) ondergelopen land van meren en zeearmen, die bij storm altijd dreigend zijn voor de mensen, die daarop of in de buurt ervan wonen. Dat weten we maar al te goed, bijvoorbeeld sinds de watersnoodramp in 1953, maar in de negentiende eeuw kon het ook enorm stormen! Al denken we alleen maar aan de zeer uitgebreide Haarlemmermeer en de toenmalige toepassing van machinekracht bij het overmeesteren en verwijderen van het overtollige water. Dat was in vele opzichten nieuw en revolutionair! Daar hadden wij Nederlanders een grote voorsprong door de techniek van molenbouw contra het water.
Het Haarlemmermeer is tijdens stormen altijd een dreiging geweest en juist het bedwingen ervan en het uitsluiten van overstromingsgevaar is altijd in de koppen van de Hollanders geweest. Daar zouden wij nu met overstromingen in India of in het verre oosten over het algemeen, en niet alleen daar, anderen behulpzaam kunnen zijn. Met de overlast van grote hoeveelheden regenwater bijvoorbeeld. De technische universiteit van Delft is niet voor niets wereldberoemd. Waarom niet de gevaarlijke meren of zeearmen leegpompen en zo doende extra landbouw- en veeteeltgrond creëren, waardevol land om te wonen en te bewerken en bij de groeiende bevolking misschien noodzakelijk om niet van dure import afhankelijk te zijn en vooral: om rijk te worden? Maar met molens zo’n groot meer bedwingen? Dat wordt duur en is kwetsbaar! Dan maar met de moderne stoomtechniek en enorme nieuwe machines proberen. En dat hebben ze in de negentiende eeuw gedaan! En met groot voordeel! Denken we maar het comfortabele wonen van mensen of aan het graan voor het brood en bier (Heineken bijvoorbeeld), of aan de koeien voor de melk, waaruit boter en kaas (of het nou Gouda, Edam of Maasdammer kaas betreft), dus een enorm exportproduct, waarmee Holland en Nederland en de Nederlanden onder andere rijk geworden zijn.
En wat heeft de Haarlemmermeer met een grote gebeurtenis in de negentiende eeuw te maken? Alles! Want de mensen in Holland kregen ook toentertijd genoeg (zoals na 1953) van de dreiging, door het water van het meer overstroomd te worden, met alle ellende van dien, en ze peinsden erover na (technisch gezien, maar steeds meer ook in de politiek), machinaal en niet traditioneel met molens het gevecht met die gevaarlijke waterwolf (en meer dan één keer het toebijten ervan) van storm en dreiging van overstroming aan te gaan dus de wateroverlast op een andere manier dan tot dan toe te lijf te gaan. Dit zou in de negentiende eeuw met de vertrouwde techniek van molenbouw en de drooglegging van kleinere meren (de Beemster bijvoorbeeld) met de nieuwste techniek van de stoommachine mogelijk moeten zijn. Maar hoe? De realisering van het hoe op zo’n grote schaal was tot toen toe niet bekend. Maar het was mogelijk, zeiden de technici, en de drooglegging van het enorme Haarlemmermeer via machinaal leegpompen werd in de negentiende eeuw gerealiseerd, als eerste (?) DELTA-werk zogezegd, en het werd internationaal bewonderd, vooral door de Engelsen maar ook door anderen, en de enorme pompmachines zijn gedeeltelijk nu nog in dienst en doen het goed, al zijn de pompen voor het continue droogmaken van de Haarlemmermeerpolder (waar nu veel mensen veilig wonen, de infrastructuur modern en in orde is en de boeren het goed maken) tegenwoordig niet door stoom aangedreven maar elektrisch.
Overigens is er nog een ander negentiende-eeuwse vorm van water actueel: het drinkwater! Maar daarop komen we een andere keer terug. Ook op de boeren kom ik terug, met name: de boerenleenbank. Via deze bank konden de boeren grotere projecten financieren. Het is een Duitse uitvinding van de negentiende eeuw (Raiffaisen), in Nederland met vrucht toen overgenomen.
HET ONDERWIJS
Ook op dit terrein gebeurde in de negentiende eeuw veel. Weliswaar gedeeltelijk verzuild (naar de levensopvatting landelijk verdeeld), maar toch … De scholen werden zonder meer beter en voor velen bereikbaar en te betalen. De politieke aandacht ging mee, ook de kwaliteit van de scholing werd beter en beter, er ontstonden nieuwe soorten van onderwijs, meer aangepast aan de maatschappelijke behoeftes.
Denken we bijvoorbeeld aan de hbs (de hogere burgerschool). In de negentiende eeuw uitgevonden! Het woord ‘hoger’ houdt weliswaar nog een restrictie in, ‘hoger en lager’ is niet hetzelfde en beide begrippen zijn nog in de negentiende eeuw zonder meer in de maatschappelijke realiteit schrijnend aanwezig, hoger was toen een eeuw of twee geleden en is nog steeds eerder voor het (financieel) betere volk in de steden, dat wel, maar toch … Het was uiteindelijk bedoeld voor alle burgers van het land, voor mannen en vrouwen, misschien nog lange tijd meer voor de stedelingen dan voor de boeren, maar toch in principe voor iedereen. Dat begon toen te werken en de scholing werkte door. De realisering ervan is nu in de eenentwintigste eeuw wel meer het geval, maar toen begon het, het volksonderwijs dus, het ontwikkelen van eenieder, het volk dus, en niet alleen van de elite van het volk. Het oude gymnasium (in de grotere steden, vroeger de kloosterschool of de Latijnse school) was voor de stedelijke elite, de universiteit bovenal, maar de mogelijkheden van de gewone man (en vrouw) om zich te ontwikkelen werden toch gedurende de negentiende eeuw wezenlijk beter. Zojuist heb ik het woord volk laten vallen. Volk in contrast met elite. Dat gebeurde echt: de gewone man (en/of vrouw) kreeg in de negentiende eeuw steeds meer kansen, om zich te laten scholen, dus zich te laten gelden en die kans grepen steeds meer mensen in Nederland aan. Ik zie al veel voorhoofden fronsen: Ook bij de vrouwen? Ik kom erop terug, evenals op het verschil tussen arm en rijk.
En toch denk ik daarbij ook aan het begrip ‘emancipatie’. Het volk in de negentiende eeuw was (en niet alleen maar zoals in vroeger tijd) ‘horig’ en deed min of meer wat de bovenlaag wilde, maar het leerde ook meer en meer naar z’n eigen stem te luisteren en z’n eigen kansen te benutten. Maar bij het begrip ‘emancipatie’ denken we tegenwoordig nog meer aan vrouwen-emancipatie en niet zonder meer aan de emancipatie van het eenvoudige volk, dat is waar. Overigens kom ik later op het wel en wee van de vrouwen toentertijd terug, niet hier, maar later. En ook op de begrippen arm en rijk.
DE KOLONIËN
En nu het derde thema: de Nederlandse koloniën! Dat dit onderwerp niet zonder meer typisch is voor de negentiende eeuw, dat weet ik ook wel. Maar alleen al door het feit, dat er toen via de haven van Rotterdam vooral duizenden emigranten uit heel Europa hun toevlucht en toekomst zochten in Amerika of elders, door armoede of vanwege religie gedwongen, is de enorme toestroom naar Noord-Amerika, maar ook bijvoorbeeld naar Suriname en elders via de haven van Rotterdam te begrijpen (en in de twintigste eeuw bijvoorbeeld naar Australië). Niet alleen de Joden en christenen, maar ook de economisch armen zochten een nieuwe, minder belastende toekomst elders, zo ver mogelijk van het bedreigde moeder- of vaderland vandaan. De mensen toen probeerden hun leven opnieuw gestalte te geven door naar elders te vertrekken, de een lukte het, de ander lukte het niet.
Hier ligt waarschijnlijk een groot verschil met Finland, Nederland had toen internationale invloed via Suriname naar Zuid-Amerika, naar Noord-Amerika door zijn historische verbinding met Nieuw Amsterdam (New York), door zijn actieve handel naar Nederlands-Indië, door zijn historie met Zuid-Afrika en als zeevarend handelsvolk naar vele plaatsen in de toen bekende wereld. Dat mogen we niet onderschatten. Maar benadrukken mogen we het wel.
Denken we alleen maar aan de schokkende impact die Eduard Douwes Dekker, ons meer bekend als Multatuli, de man die veel gezien en geleden heeft op Indonesië en in Nederland, heeft gehad. Met die roman (in 1860 uitgegeven) heeft Multatuli niet alleen veel gewone lezers, maar vooral ook politici en nadenkende mensen in Nederland en elders de stuipen op het lijf gejaagd. Was onze negatieve invloed in de wereld zo zwart, waren we internationaal gezien zulke schurken, zoals in deze veelgelezen roman beschreven werd? Misschien wel, misschien niet! Maar het heeft de Hollandse mensen wel aan het denken gezet en tot betere activiteit gedreven.
Hier wil ik het nu bij laten, wellicht een volgend keer kom ik op de vele vragen, die onze roemrijke (maar ook wel belastende) geschiedenis ons nu stelt, en op eventuele voorgestelde of gedeeltelijk gerealiseerde oplossingen, die dezelfde historie ons te bieden heeft. En uiteraard vergeleken met de Finse geschiedenis.
Peter Starmans




