- Het Finse woord voor dit natuurverschijnsel is “revontulet”, wat vertaald kan worden als het vossenvuur. Volgens één van de vele mythes die Finland rijk is, is het noorderlicht de staart van een vos die sneeuwvlokken laat opdwarrelen, en zo het noorderlicht creëert.
- De kans op poollicht is logischerwijs het grootst in jaren met veel zonneactiviteit. Om de elf à twaalf jaar maakt de zon zo’n “actieve” periode door, wat zich uit in een groter aantal zonnevlekken. De vorige top in deze cyclus maakten we tussen 2000 en 2002 mee. Dat betekent dat we ook de komende jaren weer op meer noorderlicht kunnen rekenen. September en maart schijnen de beste maanden zijn. Hoe verder je naar het noorden gaat, hoe groter de kans om het kleurenspel te zien. In plaatsen als Utsjoki, Nuorgam en Kilpisjärvi kan je het noorderlicht soms wel vier à vijf keer per week zien!
Twee optische phenomenen in de nachtelijke hemel van Salla! Een fantastisch shot van het noorderlicht met een maanhalo in één foto.
Nawoord: Hoe maak je goede foto’s van het noorderlicht?
- Allereerst is het van belang om een goede locatie te kiezen. Dat wil zeggen een locatie met weinig strooilicht en met iets op de voorgrond. Noorderlichtfoto’s zonder voorgrond worden gauw saai.
- Om het noorderlicht te fotograferen is een goed statief heel belangrijk. Zet wel de stabilisatie op je objectief of camera uit. Liefst een statief met isolatie om de poten zodat je het vast kunt pakken zonder dat je vingers er aan vast vriezen. Gebruik verder een groothoeklens en verwijder het UV-filter en andere filters. Dit kan vignettering en rare kleuren en lichtkringen veroorzaken.
- Zet de camera op de handmatige stand (M).
- De sluitertijd zet je op 15-25 seconden. Langer dan 25 seconden is niet aan te raden, omdat de sterren dan streepjes in plaats van puntjes worden. Daarnaast worden de mooie noorderlichtexplosies dan wazige lichtbanen en dat is niet wat je wilt.
- Het diafragmazet je tussen F 2,8 – 5,6, al naar gelang de hoeveelheid licht die er is. Let er op dat de grootste opening vignettering kan geven. Daarbij is een net iets kleinere opening handig als je de voorgrond ook nog scherp op de foto wilt hebben.
- De ISO zet je tussen 200-1600, ook weer afhankelijk van de hoeveelheid licht en de camera die je gebruikt. Met een fullframe camera kun je meestal hogere iso-waardes gebruiken zonder last te hebben van ruis. Stel de iso liefst zo laag mogelijk in, maar bedenk dat diafragma en sluitertijd meer bepalend zijn voor het uiteindelijke resultaat. Soms beweegt het noorderlicht bijvoorbeeld zo sterk dat je de beweging moet ‘bevriezen’ door een korte sluitertijd te gebruiken. Dan heb je dus een hogere iso-waarde nodig. Eventueel kun je dan de ruisreductie in je camera aan zetten, maar ik fotografeer in RAW en doe dat liever achteraf in de RAW-converter.
- Vaste waarden voor sluitertijd, diafragma en iso zijn niet te geven, omdat de intensiteit van het noorderlicht varieert. Begin met ISO 640, F 4 en een sluitertijd van 15 seconden. Bekijk dan hoe de foto er op het lcd-scherm uitziet en check ook vooral het histogram!