Vóór de ALV 2021 sprak de auteur Pauline Terreehorst via Teams over haar werk met ons, en aansluitend was er een korte discussie. Deze vrouw maakte een zeer sympathieke indruk, zodat ik meteen het boek van haar ‘Het geheim van de Gucci-koffer, hoe de adel uit Midden-Europa verdween’ via Guido besteld en gekregen heb. Dank daarvoor! Ik heb het boek nu ook gelezen en zou er iets over willen vertellen, want het zou een aanrader kunnen zijn voor een lezer/es, die zich graag met persoonlijke historie bezighoudt. Dank ook aan Guido en zijn bestuur voor deze originele manier per Teams de ALV aantrekkelijker te maken voor leden van de Nederlandse Vereniging!
Het boek van Pauline is geen roman, maar wel een eerlijk en kritisch en vooral een goedgeschreven relaas (met ruime, historische uitweidingen). In het begin van het boek spreekt ze eerst uitgebreid over het eeuwenoude adels geslacht Henckel von Donnersmarck, een hoogadelijk, industrieel geslacht van mijnontginners en ijzerfabrikanten in Silezië, mensen, die als managers vaak ook actief in Parijs, Berlijn of Wenen waren, een steenrijk geslacht dus met vele bezittingen in Pruisen en het Habsburgse Rijk.
Daarna komt dan de hoofdpersoon van dit boek, Gräfin Margarethe Henckel von Donnersmarck, uitvoerig ter sprake, een jonge vrouw, geboren in 1870 in Silezië, die in 1899 naar hun villa aan de Adriatische Zee op vakantie gaat en daar de verarmde Hongaarse graaf Sandór Szapáry treft, en met hem al in 1900 trouwt. Margarethe heette van toen af Gräfin Margit Szapáry. Ze kochten (met haar geld!) vrijwel meteen een oud en vervallen kasteel in Lundau ten zuiden van Salzburg, Lundau, een arme, afgelegen en vooral rode (en vaak opstandige) streek van Oostenrijk onder het Taunusgebergte. Margit noemde het kasteel ‘Finstergrün’ (in het groen gelegen, maar wel in een duister woud tussen de bergen) en zij bleef daar, na een paar jaren in Polen samen met haar man Sándor, verder definitief wonen, in die wilde, onderontwikkelde boerenstreek (waar het overigens goed jagen was!). Romantisch? Dat wel misschien, maar toch ook vrij primitief, armoedig en opstandig in weer, wind en kou. Maar daar wilde Margit zich vestigen en zich engageren.
De rijke gravin begon meteen de vervallen burcht naar eigen inzicht te herbouwen en in te richten, om daar dan in de zomer vooral te gaan wonen met haar man en al snel ook zoon Béla en dochter Jolanta. Omdat haar man, verslaafd aan chocolade en te veel eten, al in 1904 stierf, bleef ze alleen achter met de twee kinderen, maar ze zat niet bij de pakken neer en zorgde op haar manier voor de twee kleintjes en het afbouwen en inrichten van haar eigen kasteel, Finstergrün.
Daarnaast begon ze steeds meer christelijk-sociaal voor haar personeel, voor de arme, maar wakkere boerengezinnen in haar omgeving, en later voor de vele gewonden van de Eerste Wereldoorlog en hun families in nood te bekommeren. En verder ook voor de ontwikkeling van de vrouwen om haar heen in woord en daad te gaan zorgen. Met oprechte aandacht en met haar geld. Dat kon zij op grote schaal doen, omdat ze enorm rijk en vrijgevig was, terwijl ze ook door haar vele contacten in Silezië, Oostenrijk en Duitsland en via haar man in Hongarije, heel veel goeds kon doen en deed in Lundau en in het verdere Oostenrijk.
Margit was een ondernemende vrouw, die kon en wilde doorzetten en niet voor één gat gevangen zat. Gräfin Margit heeft de tijd vóór de Eerste Wereldoorlog, nog steeds een culturele bloeitijd voor de rijke geslachten en de rijke burgers, intensief en actief meebeleefd, maar ze vergat toch de arme boeren om haar heen niet. Deze vrouw heeft de aanvankelijke jubel, maar snel ook de ellende van de wrede oorlog meegemaakt en zorgde al ras voor de mensen om haar heen, voor de gewonden uit de streek met hun families, voor de vrouwen, die zich ijverig wilden laten ontwikkelen. Geweldig en voorbeeldig, en vooral mogelijk, omdat ze over zoveel geld beschikte.
De naoorlogse ellende met de opstanden en de verlokkingen vanuit het communisme en later het nazisme, die toch welvaart en werk voor de armen van toen beloofden, dat alles was heel sterk in haar landstreek Lundau aanwezig, dat heeft ze persoonlijk meegemaakt en mee willen maken, niet politiek maar sociaal actief, voor zover dat lukte. Door daadwerkelijk de behoeftige mensen om haar heen te gaan helpen, ondanks de algemene geldontwaarding van toen en de radicaal veranderde houding van politieke partijen tegenover de adel en de kroon. Oostenrijk bleef ondanks dat toch nog steeds een patriarchaal en van bovenaf geregeerd land, bepaald vooral door de bazige, hiërarchische katholieke kerk. De christen-socialen stonden toen tegenover de sociaaldemocraten, die samen ook via de propaganda van de nazipartij steeds meer aanhang naar rechts kregen, zeker in het conservatieve boerenland Lundau, waar Margit woonde en werkte.
Er is één persoon, met wie Margit Szapáry regelmatig contact had tijdens haar leven, en … niet altijd tot haar genoegen. Dat was Hermann Göring (1893-1947). Hij werd opgevoed op een nabij kasteel, slot Mauternburg (in bezit van Hermann von Epenstein, de peetvader van Göring). Mauternburg vormde samen met het kasteel Moosham (in bezit van Hans Wilszeck, een begaafde buurman, met wie Margit veel omging) en uiteraard kasteel Finstergrün een soort drieluik: drie oude, ‘Germaanse’ burchten in Lundau, smaakvol en traditierijk ingericht, vooral uiterst persoonlijk bij Margit Szapáry op Finstergrün.
Hermann werd conservatief en in de adels traditie (al was hij zelf niet van adel) in Oostenrijk en Duitsland door zijn peetouders Epenstein opgevoed. De bewoners van de drie kastelen in Lundau hadden verder regelmatig contact met elkaar, ook later, zij het indirect wat Göring betreft, toen hij al in München en Berlijn woonde en zich daar in een voorstad nestelde met om zich heen grotendeels geroofde kunst uit bijvoorbeeld Joods bezit of bezette landen. Hermann was jaloers op Margit, die van echte oude adel was en haar home zo gezellig en smaakvol Germaans had ingericht. En hij wilde ook van haar iets (of veel, of alles) voor zijn Berlijnse statuswoning ‘kopen’, dus min of meer in beslag nemen. Iets lukt hem van daar te ‘roven’, een hemelbed, verder weinig voorlopig, Maar Margit wilde dat per se niet! Göring was door zijn heldendaden tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Luftwaffe in Duitsland enorm populair, later door zijn huwelijk met Carin uit Zweden ‘geadeld’, en door zijn rol naast Hitler ook nogal pronkzinnig en ijdel geworden. Hij wilde als rechterhand van Hitler op zijn (vaak hoge) huisgasten als de beroemde nazi-maarschalk diepe indruk maken via oud-Germaanse of oud-Europese kunstwerken.
De verhouding tussen Hermann en Margit wordt in het boek als tussen kat en muis beschreven. De kat(er) was Hermann uiteraard, de muis was Margot. Maar zij was een slimme muis, die uit de klauwen van de kater grotendeels wist te ontsnappen. Zij verkocht zelfs de door haarzelf samengestelde, gekochte en uiterst kostbare inrichting van haar kasteel (waar ze zonder meer gek op was) liever via een veiling (in München, in 1942!) aan anderen dan aan Hermann en zijn partijgenoten. En dat lukte haar ook! Want Margit wilde vooral niet, dat die mooie voorwerpen via Göring een exclusieve rol zouden kunnen gaan spelen in het Duizendjarig Rijk van Hitler en zijn trawanten. Die verkoop ging door, maar de burcht zelf raakte ze uiteindelijk toch kwijt aan het Derde Rijk.
Margit Szapáry was en bleef geen vriendin van het naziregime en ze is uiteindelijk in haar eigen bed (een ander prachtig en origineel hemelbed) in Lundau gestorven. De begrafenis van de Gräfin werd door de mensen van haar streek druk bezocht, al was ze duidelijk een tegenstander van Hitler. Dus ook al waren de boeren en houthakkers uit de buurt als vanouds roodgetint en op handen van de nazi’s of de bolsjewieken, toch hebben ze altijd grote eerbied gehad voor hun Gräfin, die altijd waar ze maar kon en dat jarenlang voor hen gezorgd had in hun armoede en ellende, voor man en vrouw en kind in haar/hun eigen omgeving. Dat hadden ze altijd onthouden en daarom bewezen ze graag de laatste en welgemeende eer aan Margit Szapáry, hun levenslange weldoenster.
Via de zoon Béla werd Szapáry met de oude Nederlandse adelsfamilie De Vos van Steenwijk gelieerd. Béla trouwde immers met de weduwe Ursula de Vos van Steenwijk, zij bracht een zoon, Godert Willem (zoals zijn vader) mee in haar tweede huwelijk met Béla Szapáry, zij kregen samen nog twee dochters, van wie de jongste Yvonne later ook van zich liet horen. Want Yvonne is getrouwd met prins Karl Adolf Andreas von Hessen-Kassel in Den Haag, in 1966, in hetzelfde jaar toen prinses Beatrix met Claus von Amsberg trouwde. Maar goed, dat wordt alles in het boek uitvoerig beschreven.
Maar het verrassende was toch wel voor mij vooral dit, dat ik als voorzitter van de NViF met de Nederlandse ambassadeur Willen Jan de Vos van Steenwijk vaker te maken heb gehad. Hij is weliswaar van een andere tak als Godert Willem de Vos van Steenwijk, maar toch… Willem Jan was ambassadeur in Helsinki van 1984 tot 1988, toen nog in de Raatiniemenkatu. Ook vader en zoon Godert de Vos van Steenwijk hebben een beduidende diplomatieke carrière gehad. Interessant, dat wel.
Maar het was niet alles goud wat er blonk bij de adel in de negentiende en twintigste eeuw, dat wordt ons wel duidelijk gemaakt in dit boek van Pauline Terreehorst. Van adel zijn in het Europa van de vorige twee eeuwen ging niet altijd over rozen, het was zelfs af en toe heel erg problematisch, vanwege geldontwaarding bijvoorbeeld of vanwege het rijk of de maatschappij waarin ze woonden en werkten. Leden zelf van de adel waren soms ook problematisch. Dat maakt Pauline ons heel duidelijk. En met goede argumenten. Dat is verfrissend.
Toch denk ik, dat de ondertitel van het boek enigszins dramatisch verwoord is: ‘hoe de adel uit Midden-Europa verdween’. Verdwenen is de adel toch niet, maar een veel geringere rol spelen ze in Nederland, Oostenrijk en Duitsland (en Polen, waar Silezië nu ligt) op dit moment wel. Dat is zeker.
Peter Starmans