Dwarsligger 604, een taalboek uit 2018 van Paulien Cornelisse, een cabaretier en schrijver, een vrouw, die gevoelig is voor moderne taaluitingen, vooral in de spreektaal, en daarover al meerdere boeken geschreven heeft. Maar meestal niet theoretisch, uitzondering daarvan is het boekenweek-essay (beter nog, de twee korte essays) uit 2025, met de titel ‘Hèhè, over wat we zeggen zonder dat we het doorhebben’.
Het werk van Paulien Cornelisse is een mengelmoes van taalopmerkingen, die niet zonder meer samenhangen, maar wel uiterst boeiend zijn geschreven, en die gaan over van alles en nog wat, uiterst zorgvuldig gezien, of beter: gehoord en verwoord. Om maar een voorbeeld te geven: de eerste paar bladzijdes van de dwarsligger hebben als thema’s, ‘de leuk’, ‘supertanks’, ‘heb z’n’, ‘woordaanelkaarplakkisme’ etc., en zo gaat het meer dan driehonderd bladzijdes door. En in
haar andere boeken idem dito.
Maar … het blijft boeien, bladzijde na bladzijde. Wonderlijk. En ik zou willen, dat over zoiets ook in het Fins geschreven zou worden, maar dit is nog niet gebeurd, voor zover ik weet. Het lijkt, wat Paulien doet, een beetje op de sketchjes van onze beroemde cabaretier Toon Hermans of de korte en rake verhaaltjes van de Amsterdamse schrijver Simon Carmiggelt. Boeiende lectuur, dat wel en dat zonder meer. Een aanrader dus, een boek van Paulien Cornelisse!
Een wat langer voorbeeld uit de bundel van 2012 (met in 2025 al de drieëntwintigste druk!), ‘En dan nog iets’ (zo is de bundel getiteld): ”GEBEUREN. Er zijn woorden die ooit in waren, daarna uit raakten, waarop het meteen zonneklaar was dat ze uit waren. ‘Jottem’ is zo’n woord. Dat was ooit (jaren zeventig?) in, daarna uit, en dat weet iedereen. Jottem valt alleen nog nostalgisch of ironisch te gebruiken. Er zijn ook woorden die uit raken, maar op een onopvallende manier. Die woorden zijn er gewoon ineens niet meer; je mist ze niet, je bent er niet blij om, ze zijn gewoon weg.”
Een opmerking van mijn kant: 1) ‘ooit’, ik weet niet meer wanneer precies, maar het gebeurde, opeens in en uit. Dit was voor Paulien en anderen een onopvallend gebeuren, maar toch echt wel een gebeuren, het gaat om onze eigen taal! 2) ‘Jottem’ is zo’n woord. Ik ken het niet eens, maar in de jaren zeventig woonde ik al in Finland, dus het kan best zijn, dat ik het woord gemist heb, jammer maar waar. 3) Bij Paulien Cornelisse komt het woordje ‘gewoon’ komt hier twee maal voor, later nog een paar maal, en elders ook. Zonder ‘gewoon’ kan het ook, probeer maar eens, want we hebben het nu over spontane spreektaal en niet over schrijftaal, waar een echte schrijver heus wel over nadenkt, hij/zij schrijft niet zo maar wat. Tot zo ver mijn opmerking.
Nu gaan we met de tekst verder: ”Ik zag een documentaire uit de jaren tachtig waarin gewone mensen werden geïnterviewd. En wat bleek? In bijna elke zin zeiden ze ‘gebeuren’, maar dan als zelfstandig naamwoord. Dus: ‘Nou, dit is dus zo’n beetje het sauna-gebeuren.’ En: ‘Ik ben niet zo op de hoogte van het hele gebeuren hier.’ Door deze documentaire herinnerde ik me dat dat in de jaren tachtig inderdaad iets was wat volwassenen om de haverklap zeiden. Het maakte de uitspraken interessanter.”
Weer een opmerking van mijn kant: 1) tv kijken we allemaal, in Nederland en Finland, maar de programma’s zijn anders. In de jaren tachtig was er in Nederland een documentaire over de sauna, ons hier in Finland wel bekend, maar in Amsterdam niet zonder meer een normaal gebeuren. In Finland zou het ‘sauna-gebeuren’ (sauna-tapahtuma) ervoor niet zo passend zijn, lijkt me. 2) Dat het Paulien in Amsterdam opviel, kan ik me denken, en zeker haar verklaring ervan: het maakt het gesprek erover (over de Finse sauna dus) in Nederland gewoon interessanter. In Finland nauwelijks, want het is ‘gewoon’, dus een gewone zaak.
Onze tekst afsluitend zegt Paulien: ”Niet gewoon zeggen: ‘Dit is de sauna,’ maar ‘dit is het sauna-gebeuren’. Het betekent geloof ik dat je het niet alleen over de sauna hebt, maar ook over wat eromheen gebeurt – maar in feite voegt het weinig toe. Daarom gebruikten kinderen ‘gebeuren’ ook niet.”
Weer een opmerking mijnerzijds: 1) In Finland is het geen ‘gebeuren’, maar gewoon een normale traditie, een gewone gebeurtenis. Overal heb je in Finland sauna’s! Je praat er zo niet over, zeker niet zo deftig samen met het woord ‘gebeuren’ (tapahtuma), maar je gaat wel iedere week of vaker naar de sauna thuis of in het zwembad en nog beter geformuleerd: de sauna in! Het is er gezellig, warm en echt Fins, daarbinnen in de hitte raken de Finnen aan de praat. Erbuiten misschien wat minder. 2) Overigens: de opmerking over de kinderen is een voorbeeld van de scherpte, waarmee Paulien het woord ‘gebeuren’ en al de andere typische woorden (zoals ‘eigenlijk’ en ‘gaat het’) en uitdrukkingen (zoals ‘Het zal wel raar klinken’ of ‘Hé of hè jongens!’) behandelt.
Paulien Cornelisse spreekt over het typische verschil tussen spreektaal en schrijftaal. Ze schrijft geen romans, maar schrijft wel vlot en begrijpelijk over in het Nederlands typische, telkens voorkomende standaardwoorden en korte, maar vaste uitdrukkingen, die min of meer iedereen in zijn/haar eigen gesprekken gebruikt. En dat doet Paulien in korte opmerkingen of boeiende verhaaltjes, vaak niet meer dan één bladzijde lang. Dat is oké, dat is genoeg om heel lang, in allerhand verhaaltjes en met allerhand woorden of uitdrukkingen, boeiend te zijn en te blijven. Ze noemt die typische woorden of uitdrukkingen ‘sfeermakers of sfeerwoorden’, en dat geeft juist weer, dat het bij de spreektaal om sfeer, dus om gevoelens gaat, min of meer persoonlijk. Zonder deze woorden blijft de taal stijf en grammaticaal, met deze woorden wordt de taal levend, echte taal dus.
Ik pleit er echt niet voor, om de boeken van Paulien te vertalen, maar om ook zoiets te schrijven over opvallende woorden of uitdrukkingen in het Fins. Tot nu toe is het bij mijn weten nog niet gebeurd. Maar misschien weet iemand van de lezers het beter?
Met groet en veel leesplezier,
Petrus Starmans