Corona
door Thijs Feuth
Ik herinner me mijn trillende benen bovenaan de Kirintövaara in Posio bij het uitzicht over de steile helling en haar loipe die onderaan de heuvel naar links draaide. Ik weet niet wat iemand tot held maakt, maar ik weet wel dat ik er geen ben.
Terwijl de meeste mensen in januari nog dachten dat het coronavirus een Chinese aangelegenheid was, maakte ik me zorgen. Alles wees erop dat de uitbraak veel groter was en zich veel sneller uitbreidde dan SARS, vond ik. Kranten en politici staken hun hoofd echter in het zand en daar voelde ik me vreselijk machteloos bij. Ik had het gevoel dat ik op de een of andere manier alarm moest slaan, maar ik moest daarin gematigd te werk gaan, anders werd je niet serieus genomen. Bovendien wilde ik mensen niet banger maken dan nodig was. Als er maar voorzorgsmaatregelen werden getroffen.
Eeva maakte zich zorgen om mij. Ik herinner me een nacht eind januari dat ik geen slaap kon vatten van de zorgen om de uitbraak die ons spoedig zou bereiken. Eeva dacht dat ik gek werd. Zelf heb ik die mogelijkheid ook serieus overwogen, ik ging op zoek naar zaken die me gerust zouden stellen, maar ik kon ze gewoonweg niet vinden. De enige reden dat mensen dachten dat de uitbraak voornamelijk tot China beperkt zou blijven, was niet meer dan een onderbuikgevoel. Of was ik doorgeslagen in mijn passie voor longinfecties en epidemieën? Had ik ze zelf niet meer goed op een rijtje?
Inmiddels kan ik erom lachen. Grotendeels zijn de angsten van toen uitgekomen, maar als het me gelukt was om de wereld ‘wakker te schudden’, had het toch niet uitgemaakt. Ik had me beter kunnen schikken in de rol die ons mensen is toegedicht: we zijn slechts toeschouwers van de geschiedenis, als individu maak je er nauwelijks deel van uit.
Toen Noord-Italië werd overspoeld met de eerste Europese Corona-golf, voelde ik sterk de behoefte om Ambra, een bevriende collega daar, een hart onder de riem te steken. Kort daarna overspoelde de ziektegolf Nederland en Engeland. Via WhatsApp-groepen met bevriende artsen in het buitenland kreeg ik informatie uit de eerste hand. Voor TYKS, ons ziekenhuis in Turku, werkte ik hard om voorbereidingen te treffen, samen met collega’s. Omdat ik van mijn vriendennetwerk wist hoe zwaar de psychische belasting voor zorgpersoneel is, ging ik met een zelfgemaakte vragenlijst de stemming peilen onder ons personeel. Dat was tegelijkertijd een manier om ons mentaal te wapenen: we moesten als team te werk gaan, en opener zijn over onze zorgen dan Finnen gewend zijn.
Onze eerste patiënt hadden we in maart – volgens mij zelfs al eerder, maar toen kon en mocht er nog nauwelijks worden getest. Ik probeerde de medische literatuur op de voet te volgen en startte verschillende onderzoeken. Dagelijks hield ik gedetailleerde statistieken bij van allerlei klinische variabelen van onze covid-patiënten en eens per week werd de samenvatting rondgestuurd aan collega-artsen. Samen met infectiologen, virologen, IC-artsen en andere expertises heb ik een ziekenhuis-breed covid-netwerk opgezet zodat we elkaar kunnen helpen.
Ik maakte lange dagen, vaak zat ik tot laat in de avond door te werken. Eeva’s buik nam ondertussen in omvang toe omdat we in verwachting zijn van ons eerste kind. Voor mijn gevoel heb ik me daar veel te weinig mee beziggehouden, geobsedeerd als ik was door corona enzo. Ik bleef hardlopen, maar haalde niet de kilometeraantallen die ik voor ogen had. Ik heb nauwelijks romans gelezen en heb weinig geschreven. Mijn nieuwe roman, die in de zomer verschijnt, was gelukkig al zo goed als af.
Op de eerste zomerse dag werd ik door mijn collega’s naar huis gestuurd: ik moest eens wat leuks gaan doen. Ik was ze enorm dankbaar, en heb een mooie lange hardlooptocht gemaakt over natuurpaden in de omgeving. Daaraan denkend schieten de tranen me in de ogen.
Al met al heeft de corona enzo veel voor mij betekend. Ik zag nauwelijks nog gewone patiënten en dook vol op de uitdagingen van de pandemie. Ze zorg voor coronapatiënten maakte natuurlijk ook deel uit van mijn werk, maar veel patiënten hadden we niet. Wel is het zo dat ieder ‘ernstig geval’ een verhaal apart was en er soms behoorlijk in sloeg. Dat heeft te maken met het onvoorspelbare van het ziektebeeld, de aanvankelijke onwetendheid over de nieuwe ziekte, het feit dat er nog geen effectieve medicijnen voor beschikbaar zijn, en het feit dat mensen in strikte isolatie worden verpleegd en het op zo’n kritiek moment zonder hun naasten moeten stellen.
Net als veel anderen vind ook ik de coronaregels lastig. Ik ben iemand die nabijheid nodig heeft, die van handen schudden houdt en omhelzingen. Afstand houden druist in tegen mijn natuur en ik vergeet het gewoon. Als ik er al moeite mee heb, denk ik dan, hoe is het dan voor anderen die geen coronapatiënt hebben zien overlijden? Daarom is het zo van belang dat de overheid de verantwoordelijkheid neemt en maatregelen opstelt.
In Finland (buiten Helsinki) mogen we van geluk spreken dat de eerste golf ons nooit echt heeft bereikt. Ik denk dat het met het bescheiden reisgedrag te maken heeft en natuurlijk het even clichématige als ware feit dat Finnen nu eenmaal wat behoudender zijn in hun sociale contact. Aan het grote verschil met de situatie in Zweden, dat in veel opzichten toch een vergelijkbaar land is, valt te leren hoe groot de invloed van de politieke beslissingen is. De regering van Finland was strenger dan THL, de Finse versie van het RIVM, omdat ze geen gok wilde wagen met de volksgezondheid, en heeft daarmee tot nu toe duizenden doden en ernstige zieken voorkomen. Zolang er geen duidelijkheid is over de nabije toekomst, is dat het enige wat telt. Eén heldin op de juiste plek – Sanna Marin – betekent dat we in de zorg geen heldendom nodig hebben.
Misschien is dat de boodschap van dit stukje, dat op verzoek over Corona ging en veel langer en persoonlijker is geworden dan ik voor ogen had omdat ik het een en ander nog niet van me af geschreven had.
Coronatijd voor Nederlanders in Finland
De coronacrisis is door heel Europa hard toegeslagen. We zitten er nog midden in, alhoewel worden nu sommige restricties opgeheven. In het begin van de Coronacrisis is de Nederlandse vereniging benaderd door Nederlandse media en door studenten journalistiek van de Hogeschool Windesheim. In het artikel is beschreven waarom Finland goed is/was voorbereidt op de coronacrisis. In de video en de podcast kan gekeken en geluisterd worden naar hoe Nederlanders die in Finland wonen omgaan met de situatie in Finland.
Veel lees, kijk en luister plezier!
Artikel:
Video:
Podcast:
https://journalistiekwindesheim.nl/coronacrisis/2020/05/29/home-of-happiness-in-times-of-crisis/
Leids Ontzet
Door Peter Starmans
Een (ingekort) verhaal uit 'Altijd roomboter' (2005) van Nelleke Noordervliet, een levensverhaal over haar overgrootmoeder Engelbertha, die geboren was in 1856. Ze had als dienstmeisje gewoond in Arnhem, maar was verhuisd naar Leiden. ”Aanvankelijk had Engelbertha het niet makkelijk gehad in de vreemde stad … De volkrijke buurt bij het Galgewater keek niet op van een Arnhems meisje met een onwettig kind.”
”Leidens Ontzet. Een feest voor het volk. Voor mijn moeder was het elk jaar de aanleiding het eerste maaltje hutspot met klapstuk van het seizoen te koken. Mijn oudtante Toos … ging op 3 oktober steevast naar de feestelijke uitdeling van haring en wittebrood op het stadhuis.
In 1878 maakt Engelbertha haar eerste 3-oktoberfeest mee. Ze is dan tweeëntwintig, haar dochtertje is bijna vier maanden oud. Er is kermis. Niemand werkt. Al vroeg verzamelt het volk zich bij het stadhuis. Er wordt een aubade (= een ochtendhulde met muziek) gegeven door dankbare schoolkinderen aan wie het verhaal is verteld over de honger die het door de Spanjool omsingelde Leiden trof, zo erg dat er geen hond of kat meer te vinden was en burgemeester Van der Werff zijn eigen arm ter consumptie aanbood. Jonge meiden gaan gearmd over straat, gevolgd door kerels met hun handen in hun zakken, hun pet zwierig op één oor. Er wordt al vroeg gedronken, maar de ware dronkenschap wordt uitgesteld tot de avond. Eerst moet er nog volop worden genoten en geflirt en gevreeën en gevochten.
(…)
Ze (Engelbertha) had zich net als haar vriendinnen aangemeld voor de uitdeling van haring en wittebrood door de studenten en ze mocht komen. Ze was kennelijk armlastig genoeg bevonden.
'Het is maar één sneetje en een halve haring, hoor,' waarschuwden ze haar. 'Rijkelui zijn vrekkig, hoe denk je anders dat ze zo rijk zijn geworden.'
(…)
De notabelen en heren studenten stonden achter een tafel en controleerden de namen. Het tafellaken klapperde in de wind. Engelbertha rook de haring. Ze haalden allemaal een bord of een kom uit hun schort en vingen daarin hun portie op zodra ze aan de beurt waren. Er werd goedmoedig gekankerd op de hoeveelheden. Er werd geroepen om meer. De burgemeester had zijn zilveren ambtsketen om en stond te blinken in de zon. Zijn haar woei van de kale plek op zijn hoofd af. Het was een bespottelijk gezicht. Af en toe schudde hij iemand de hand en maakte een praatje. Achter hem stonden gewichtige lieden. Aan de gevende kant van de tafel: in het gelid, buikig, ernstig, plechtig. De armen aan de ontvangende kant: een roerige menigte met uitschieters van vloeken en lachen. Engelbertha nam haar stuk brood en haar vis in ontvangst.
'Was Jezus maar een Leienaar,' zei een man, 'die zou dat ene broodje en die halve vis wonderbaar weten te vermenigvuldigen.' Iedereen in zijn buurt lachte. Onder het afdak van de Vismarkt aten ze. Haar vingers roken naar haring. Ze veegde ze af aan haar schort. Leiden was anders dan Arnhem. Drukker. Levendiger. Armer.