Het is me wat met die relaties van Finland met Nederland, nu en vroeger! Daar hebben we het al vaker over gehad, maar dit thema is zo rijk. En telkens weer komen er nieuwe feiten om de hoek kijken.
Nu in deze herfst bijvoorbeeld was tijdens Slush 2017 prins Constantijn te gast bij de Nederlandse afdeling. Hij kwam als vakkundig spreker op bezoek en sprak als vakman met veel jonge ondernemers. Ook heeft hij voor een internationaal publiek zijn ideeën over modern ondernemerschap uiteengezet. Zo vinden we in de actualiteit vaak verrassend of soms uit ervaring verwacht telkens weer wat nieuws.
De laatste tijd was ik weer bezig met de genoemde relaties, dit keer via Sint-Petersburg: tussen de Rotterdammer Hendrik van Gilse van der Pals met zijn gezin, eerst in Rusland en later in Finland. Daar is (zelfs in twee talen, het Nederlands en het Fins) een boek over verschenen, ‘Paloniemi’, dat twee jaar geleden door mij, in goede samenwerking met Henriëtte van der Woude, de eerste vrouwelijke voorzitter van de NViF, en met mijn goede vriend Antero Helasvuo, is uitgegeven. Sergey uit Sint-Petersburg vroeg me vorig jaar eens, of ik niet wat meer kon vertellen over relaties tussen Nederland, Rusland en Finland. Een interessante vraag was dat, dat wel. Een vraag, waar (zoals ik keer op keer ontdekte) veel meer over te zeggen valt, dan de meesten vermoeden. Voor een geinteresseerd publiek heb ik er daarom kort geleden een lezing over gehouden in de bibliotheek van Hyvinkää. De aanwezige groep, een man/vrouw of 25 uit Finland, Nederland en Rusland, vond het interessant en boeiend en Sergey vroeg me zelfs, of ik er wellicht later wat meer over kon vertellen. Dat zou zonder meer wel kunnen, maar dan moet ik er eerst nog wat meer over nadenken en het geheel nader onderzoeken; want ook daar is het materiaal veel uitgebreider dan op het eerste gezicht lijkt.
Dit keer wil ik me beperken tot de banden tussen Rusland en Nederland en voorts tot (soms wat indirecte) banden met het Finland, dat eerst lange tijd (vele eeuwen lang) deel uitmaakte van het Zweedse koninkrijk en vanaf 1809 van het Russische tsarenrijk, voordat het in 1917 zijn zelfstandigheid als staat aanvroeg en kreeg. Daar weten we in dit Finse jubileumjaar 2017 alles van en misschien komen we daar nog meer van te weten, als de erkenning van Finland als staat door Nederland in januari 1918 in 2018 elders en wellicht ook in Finland gevierd zal worden.
Oude kaarten en open deuren
De Vlaamse en Hollandse kaartenmakers van de zestiende en zeventiende eeuw eerst in Antwerpen later in Amsterdam of Leiden waren Europees beroemd. De internationale handel kwam toen steeds beter op gang en producten van oost en west, van Amerika en Azië, werden via de havens van Vlaanderen, Zeeland en Holland toentertijd overal heen in Europa vervoerd; door Portugezen, Fransen, Engelsen, vooral echter door Vlamingen, Zeeuwen, Hollanders en ook wel Friezen. Maar veilig scheepsvervoer ging niet zonder betrouwbare kaarten, en die werden toen geleverd door Vlaanderen en Holland. Peper en zout, keramiek en noem maar op, dát waren gewilde artikelen in de landen aan de Oostzee, aan de Middellandse Zee, en in West-Europa aan de Atlantische Oceaan. Als retourartikelen uit de landen rond de Oostzee (want daartoe beperken we ons nu) kwamen bijvoorbeeld graan, bont, teer, hout en zo in aanmerking. Producten, die in onze landen van West-Europa voor brood, scheepsbouw en kleding gevraagd waren. Zo functioneerde de handel, toen en ook wel nu op een moderne manier: in principe als ruilhandel, maar meer en meer ook als geldhandel. Dus zeker niet eenzijdig van: dat brengen we jullie wel! En zij dan maar betalen. Nee nee, brengen en halen, dat was het devies.
Als we zulke oude kaarten van onder anderen Waghenaer, Ortelius, Mercator, of van vader Willem respectievelijk zoon Joan Blaeu goed bekijken, zien we interessante zaken. Ook al waren de kaarten van toen, die in Vlaanderen en Holland gedrukt werden, overal in Europa bekend, beroemd en verspreid, nog niet op alle punten waren deze vaak zo fraai uitgegeven kaarten zo nauwkeurig als tegenwoordig, dat natuurlijk niet! Dat kon uiteraard ook niet, want vele landen (ook nog in Europa) en zeeën of kontinenten van de wereld werden toen pas echt ontdekt en dan zo nauwkeurig mogelijk in kaart gebracht; langzaam maar zeker ging dat en wat vooral de kusten en de havens van toen betreft (voor de noodzakelijke zeekaarten) door en ter informatie via zeekapiteins steeds beter, nuttiger en nauwkeuriger.
De handel op de Oostzee (ten oosten van grote handelslanden als Engeland en de Nederlanden, vandaar oostzee?!), die handel was altijd belangrijk geweest, al vanaf de tijden van de Hanze (of reeds eerder), met als Oostzee-centrum Lübeck in Noord-Duitsland. Honderden schepen van Noord-Duitsland, Vlaanderen, Holland of Friesland gingen bijvoorbeeld naar en van Visby, Danzig (Gdansk), Tallinn (Reval) of Stockholm hun waren brengen en halen. Wat de internationale handelscontacten betreft kunnen we hier tevens ook rustig denken aan Turku, Wiborg (Viipuri), Narva. En vanaf 1555 (de tijd van Hans van Sanden overigens) begint Helsinki zelfs een rol mee te spelen.
Omdat we hier vooral de relatie Nederland-Rusland behandelen, zien we op die genoemde kaarten meerdere handelsdeuren (of vensters) naar het centrum van Rusland, naar Moskou dus. De eerste deur bevindt zich in Danzig in Polen. De tweede deur in Riga in Letland. De derde deur was Tallinn, dat ons via Tarto (Dorpat) of Pskov (Pieskau) of ook Nowgorod naar Moskou brengt. De vierde deuropening ligt in Narva, dat ons dan meestal via Nowgorod naar Moskou voert. De Vlamingen en vanouds vooral de Hollanders als zeevracht-vervoerders waren daar zoals altijd heus wel present, maar moesten zich graag of niet buigen in hun handelsactiviteit met Moskou naar de handelsvoorschriften en vooral de handelsbeperkingen van de Hanze, ze konden dus niet vrij handel met Rusland drijven. Dat zinde hun niet zo. Wiborg, Turku (en na 1555 zelfs Helsinki) waren weliswaar wat minder aan de Hanze gebonden, dus boden wat meer directe en open handelsmogelijkheden, maar toch: ook daar was de Hanze aanwezig en wilde een woordje meespreken. Helsinki stond echter pas aan het begin van zijn stads- en havencarrière, dus stelde nog niet zo veel voor. Overigens is hier juist de koopman Hans van Sanden interessant: hij werkte en woonde toch tussen ongeveer 1550 en 1590 in Finland, vooral in het door Gustav I Wasa pas gestichte Helsinki; en Hans had waarschijnlijk zo zijn contacten in Tallinn, Narva en Wiborg. Het fijne hiervan weten we echter niet, maar misschien komen we daar ooit achter, wie weet!
Een opmerking terzijde is nog, dat de handel via de Oostzee altijd door de smalle openingstoegang via de Sont verliep. En daarbij eiste de koning van Denemarken van ieder schip dat door de Sont heen en weer voer bij in- of uitvoer zijn tol, onverbiddelijk en eeuwenlang. Ook daarom zocht de internationale zeevaart naar andere mogelijkheden voor handelsactiviteiten met Rusland.
Iwan IV en Peter I
Twee Russische tsaren zochten letterlijk en met verve naar een plaats, van waaruit direct met de rest van Europa handel gedreven kon worden. Deze tsaren waren Iwan IV (jaja, de ‘Verschrikkelijke’) in de zestiende eeuw en Peter I, de Grote, eind zeventiende, begin achttiende eeuw. Iwan IV veroverde zelfs in 1558 Narva, en kon die stad met veel strijd en moeite slechts behouden tot 1582, dus slechts een twintigtal jaren. Toen kon inderdaad via die oude Hanzestad Narva directe handel plaatsvinden tussen bijvoorbeeld de Nederlanden en Rusland, buiten de begerige klauwen van de Hanze om. Maar toch ook wel moeizaam, want de Zweden waren erg jaloers en probeerde die handel zoveel als ze konden te boycotten. Toch werden vooral de Hollanders in Narva meteen actief, vandaar mijn bovenstaande opmerking over Hans van Sanden. Maar een bewijs ervoor heb ik nog niet gevonden. Peter de Grote kapte de knoop nog radicaler door dan zijn voorvader Iwan. Door het Ingermanland (Inkerinmaa),
de Baltische landen, Polen gedeeltelijk te veroveren (en ook wel Finland aan de overkant, maar dat is een andere, veel pijnlijker zaak; daar gaat het ons hier niet om) en vooral door aan het uiteinde van de Finse golf de havenstad Sint-Petersburg te stichten in 1703. En daar kwam al snel (zeker na ongeveer 1710) de internationale handel met Rusland goed op gang; de Hollanders vooral waren er van het begin af aan als de kippen bij en deden goed zaken.
Maar toch … de Engelsen, de Nederlanders en handelslieden uit overige West-Europese landen zochten andere en vooral nieuwe wegen, om met Rusland en elders (Azië) ongestoord handel te kunnen drijven. De mensen in Rusland (vooral misschien de tsaar met zijn elite in Moskou en de Russische adel, maar toch niet alleen die), die mensen hadden behoefte aan westerse waren zoals textiel, kruiden, zout en vaak ook wapens; en in het westen had men behoefte aan hout, teer, bont, leer of andere producten zoals graan, die Rusland in ruime mate bood. Veel producten uit Zuid- en Noord-Amerika, uit India, China of Japan werden statussymbolen in oost en west (denk maar aan kruiden, porcelein,zijde en zo) en waren daarom gevraagd in alle landen, of dat nu Rusland, Beieren of Oostenrijk betrof. De zeevaartwegen via Kaap de Goede Hoop naar Azië of via de Atlantische Oceaan naar Amerika waren om vele redenen gevaarlijk. De Portugesen of Spanjaarden waren er altijd als de kippen bij, om het op de een of andere (vaak oorlogszuchtige) manier eventuele concurrenten lastig te maken. Vandaar zocht men, vooral in Engeland en de Nederlanden, al in de zestiende eeuw naar een bevaarbare doorvaart via het noorden naar Azië, China of Japan en vandaar uiteraard verder of terug! Was dat wel mogelijk vanwege ijs, sneeuw en kou? Was er werkelijk ergens wel een echte doorvaart naar Azië? Niemand wist het toen precies! Een zeevaartweg langs de Noorse kust (toen nog in handen van de Denen) was wel mogelijk vanwege de warme golfstroom, dat wist de handelslieden van de Hanze al (denken we slechts aan Bergen, Trondheim of Tromsø), maar kon het nog verder? Bestond er een bevaarbare weg via het noorden, via de IJszee, langs de kusten van Siberië en dan via een ruime doorgang naar Azië? Niemand wist het precies, maar velen dachten van wel. Maar hoe en vooral hoe gevaarlijk was die weg? Maar toch … menig avonturier van toen waagde het een doorvaart te zoeken door het gevaarlijke ijs en in barre kou. Vrijwel allen mislukten jammergenoeg in hun dappere pogingen. De Engelsen, de Hollanders, de Denen en anderen. Pas in 1878 lukte het de Zweedsfinse Nils Adolf Erik Nordenskiöld de doorgang vanuit de Beringzee te vinden, te bevaren en vandaar verder via China, Japan en Azië naar Stockholm terug te keren. Zo moeilijk waren de gestelde vragen, dat het een driehonderd jaar moest duren, voordat het antwoord gevonden werd.
Archangel en Kola
De Engelsman Richard Chancellor met schip en bemanning probeerde rond 1550 via de noordkaap verder naar Siberië en Azië te komen, maar hij belandde ten noorden van het Russische schiereiland Kola in een zware storm, zijn schip zocht beschutting in de Witte Zee en kwam daar terecht in het mondingsgebied van een grote rivier, de Noordelijke Dwina. Daar kwam hij na veel winterse avonturen in de Russische handelsstad Cholmogory terecht en vandaar arriveerde hij na een moeizame en langdurige reis van een duizendtal kilometers in ijs en sneeuw uiteindelijk in Moskou en werd in het Kremlin als zeldzame buitenlander ontvangen door tsaar Iwan IV. Die was, zoals al opgemerkt, zeer geïnteresseerd in de handel tussen Engeland en Rusland, eventueel ook via het noorden van zijn land; dus hij kwam met Chancellor overeen, dat Engelsen handelslieden via Noord-Rusland met Moskou handel mochten drijven. Maar de Vlamingen en Hollanders waren er uiteraard als de weerga bij en wilden en kregen hetzelfde: ook zij voeren naar de Witte Zee, gingen daar voor anker en dreven (ruil)handel met de Pomoren, die daar in relatieve vrijheid, welwillend en tamelijk welvarend woonden, maar ook met Russische handelslui uit Moskou, dat alles in Cholmogory aan de Dwina. Dit uiteraard in de loop van de tijden met steeds meer overleg en in concurrentie met de Engelsen. Cholmogory was toen nog de belangrijkste marktplaats van het
Russische noorden. Voor de Russische partners en voor de tsaar zelf (die had toen nog vrijwel alles over de handel te zeggen!) was een internationale, noordelijke handels- en marktplaats en dus een nieuwe deur naar het Westen zo belangrijk, dat al in 1583 de havenstad Archangel werd gesticht (genoemd naar het aan de Dwina gelegen aartsengelklooster Sint Michael). Archangel als internationaal marktcentrum eens per jaar in de zomer voor de ruilhandel tussen Rusland en de westerse partners. Al snel werden de Nederlandse handelsschepen (vanuit Antwerpen, en na 1585 steeds meer vanuit Middelburg en Amsterdam) dominerend en ook de Hamburgers kwamen al snel meedoen. De handel via Archangel met Rusland werd tot ongeveer 1720 (toen Peter de Grote tsaar was) via ups en downs steeds uitgebreider, door partners aan beide kanten almaar beter gestructureerd en georganiseerd, en daarom ook steeds bloeiender. Pas na de vrede van Rusland met de Zweden in 1721 ging het met Archangel bergafwaarts, omdat tsaar Peter Sint-Petersburg tot voornaamste havenstad en internationaal handelscentrum van het moderne Rusland had gebombardeerd. En de wil van de tsaar was toentertijd in Rusland de wet!
Voordat ik hier een tweede naam noem, eerst even iets tussendoor, wat met Finland te maken had. Niet alleen de monding van de Dwina, maar ook het schiereiland Kola met de Moermansk-kust (met al snel de aan een veilig fjord gelegen havenstad Kola) waren voor uitwisseling van waren aantrekkelijk. Daar waren kloosters, het beroemdste ervan is Petsjenga. De orthodoxe kloosters waren toentertijd actieve handelscentra, daar was veel vis (zalm en kabeljauw), daar waren rendieren, daar waren walvissen in de open zee enzvoorts, alles dus waren, die in het westen zeer gevraagd waren. Ook daar werd na 1550 eerst door de
Vlamingen, later door de Hollanders veel handel gedreven. Handel met de kloosters, maar ook handel met de Samen, de Lappen en de Kareliërs, die daar in die uitgebreide streken naar het zuiden woonden en ook bereid waren samen te werken, in ruilhandel meestal. Die vroege contacten tussen de Nederlanden en Noord-Finland (op de kaarten staat daar vaak Finmarchia en Lappi aangegeven) is de moeite van het noemen waard, dit vraagt echter om meer onderzoek.
De tweede naam, die nu genoemd moet worden, is die van Willem Barentsz, de wereldberoemde cartograaf (hij heeft schitterende kaarten gemaakt, dat was eigenlijk zijn vak, bijvoorbeeld een bekende kaart van het Noorden van Europa en kaarten van de Middellandse Zee en haar kusten). Willem Barentsz was een ras-zeeman en in de jaren 1590 een volhardende zoeker naar een noordelijke doortocht naar Azië. Daar is hij en zijn medereizigers, zoals we wel weten, tot drie maal toe helemaal niet in geslaagd. Zijn schip en de bemanning strandde in 1596 in een zee vol ijsbergen en ijsberen, aan de noordoost kust van Nova Zembla. Daar hebben ze toen moeten overwinteren en van daar probeerden ze, toen het in 1597 weer zomer en licht was geworden en omdat hun schip door het winterijs in wrakstukken uiteengedrukt was, met zelfgemaakte sloepen naar Kola en vandaar met een handelsschip naar Amsterdam te komen. De meesten van de bemanning slaagden daar gelukkig wel in, maar niet Willem Barentsz zelf (het hart van de expeditie). Die is tijdens deze barre tocht, zwak en ziek door de vele ontberingen, temidden van zijn mannen overleden. Zijn reisverslag kennen we via een bemanningslid, Gerrit van Veer, die een boeiend verhaal heeft geschreven over deze overwintering op Nova Zembla, waardoor Willem Barentsz wereldberoemd is geworden.
Peter de Grote, Nicolaes Witsen en Cornelis de Bruyn
Tsaar Peter I, beter bekend als Peter de Grote, hebben we al genoemd. Hij had van jongs af aan in buitenlandse handels- en zeevaartkringen rond Moskou enorm veel contacten met en toonde groot interesse voor met name Hollanders en Engelsen. Op de eerste plaats werd voor de jonge tsaar Nicolaes Witsen uit Amsterdam belangrijk. Een van de redenen, dat de jonge tsaar Peter Nederlands wilde leren (en hij heeft het vrij behoorlijk geleerd), was overigens, dat hij met de kennis van die taal Nederlandse vakboeken kon lezen en met voor hem interessante Nederlanders kon praten. In 1671 was het bekende boek van Nicolaes Witsen verschenen, ‘Aeloude en hedendaegsche scheepsbouw en bestier’ (over scheepsbouw, scheepvaart en scheepstypen), en dit boek werd in Europa al snel een soort encyclopedisch vakboek. Dat boek wilde Peter grondig in het Nederlands lezen, met de schrijver ervan wilde hij nader kennismaken. Dat boek heeft hem de kennis en stimulans gegeven, de scheepsbouw en scheepvaart op gang te brengen in Rusland, met de effectieve hulp – vooral later – van veel naar Rusland geëmigreerde vakmensen uit Holland. In 1693 liet hij bijvoorbeeld op het eiland Solombala bij Archangel, waar hij als tsaar op bezoek was, een oorlogsschip bouwen naar Witsens aanwijzingen. Tsaar Peter correspondeerde toen al jaren met Nicolaes Witsen. Om zijn kennis uit eerste hand te vergroten en om met de wetenschappers rechtstreeks te kunnen spreken, ging hij voorts als eerste tsaar van Rusland incognito op reis naar Holland en Engeland, met het Grote Gezantschap van 1697/1698; vooral dan naar Amsterdam en London, waar hij het bouwen van schepen en alles wat daarmee samenhing met eigen ogen kon zien en met eigen handen kon beoefenen, waar hij vakmensen kon aanwerven voor de geplande opbouw van de werven in Archangel en elders, waar hij waardevolle voorwerpen van kunst en wetenschap en vooral ook boeken kon kopen en waar hij last but least met geleerde vrienden zoals Witsen en vele anderen urenlang kon discussiëren.
Nicolaes Witsen was een van de weinige voorbeelden van humanistische allround-geleerden van Holland en West-Europa en bovendien was Witsen burgemeester van de machtigste stad van het Europa uit die tijd. En dat ontsloot vele deuren voor tsaar Peter in Holland en elders. Dat structureel en mentaal moderniseren van Rusland gebeurde bij tsaar Peter wonderlijk snel, op zich in enige jaren. Al ging het dan ook ten koste van veel mensenlevens vanwege de immense en onstuimige dadendrang waarmee Peter de Grote in onmogelijk snel tempo de ontwikkeling van Rusland wilde forceren. Het gevolg was wel, dat Rusland zich gedeeltelijk in hoog tempo (voorlopig vooral militair) moderniseerde; dat Rusland tussen 1700 en 1721 een tragische en bloedige oorlog met de Zweedse koning Karel XII en met de Zweden uitvocht en die uiteindelijk won; en dat het mondingsgebied van de Neva in de Finse Golf de plek werd, die hij in 1703 in het Ingermanland voor zijn nieuwe hoofdstad bepaalde, de plek, die bij haar geboorte de Nederlandse naam Sint-Pietersburg kreeg.
Nogmaals met behulp van de tijdens zijn jeugd en tijdens het Grote Gezantschap vergaarde kennis, met behulp van de talloze contacten met vaklieden op vele terreinen en ook dankzij de opgedane vaardigheden overal, waar die maar te krijgen waren, slaagde tsaar Peter (na een zeer zwak begin van de Grote Noordse Oorlog) erin, de Zweden te overwinnen en van aanvang af Sint-Petersburg een belangrijke plaats in de Europese geschiedenis als havenstad en nieuwe hoofdstad van Rusland te geven. Dat de Engelsen en de Hollanders van deze buitenkans van gunstige internationale handel graag en vrijwel meteen gebruik maakten, sprak in die tijd als vanzelf.
Dat deze gebeurtenissen rond die Grote Noordse Oorlog ook iets met Finland te maken hadden, blijkt wel uit de ellende, die de Russische zeelieden en soldaten vooral in de zuidelijke en westelijke kuststreken van Finland door verovering en vooral ook uitbuiting teweeg brachten, de grote ellende, waaruit de op zich duidelijke, gevleugelde uitdrukking van ‘de grote haat’ (van de Finnen op de Russen) toentertijd voortkwam. Verder werd de kuststreek (het Oude Finland) met het Fins-Zweedse Wiborg tot aan Hamina al toen bij de vrede van Nystad (Uusikaupunki) in 1721 bij het Russische rijk ingelijfd. En dat vanwege dezelfde reden als later tijdens de Winteroorlog en de Vervolgoorlog in de twintigste eeuw: namelijk om de Russische hoofdstad Sint-Petersburg bij aanvallen van buitenaf meer ademruimte te geven.
Een laatste link met Finland voor het verhaal van nu is het Hollandse fregatschip ‘Huis te Warmelo’, dat twee jaar geleden in de wateren voor Zuidwest-Finland werd getraceerd, een typisch Hollands oorlogsschip om handelsschepen in oorlogstijd te konvooieren en
beschermen; het enige fregatschip uit die tijd, dat min of meer gaaf op de bodem van de Oostzee ligt. Wat met dat wrak verder gaat gebeuren, is nog steeds een open vraag. Evenals de nog vele vragen rond de goed geconserveerde wrakken van de Sint-Mikael en de Vrouw Maria, waarover we het onder andere in het volgende deel van deze serie zullen hebben.
Met groet,
Peter Starmans