Salted caramel brownies
Het is weer december, de donkerste tijd van het jaar in Finland. Een tijd waarin we (bijna) allemaal uitkijken naar de kerst en zin hebben in de bijbehorende winterse lekkernijen. Persoonlijk maak ik dit recept graag met midzomer, maar eigenlijk is deze brownie perfect om er ‘s avonds tijdens een van deze donkere dagen, met een kop thee op de bank, van te genieten terwijl je je favoriete serie kijkt.
Ingrediënten:
Brownie bodem
175 g boter op kamertemperatuur
175 g pure kookchocolade
4 eieren
4,5 dl witte basterdsuiker
2 tl vanillesuiker
3 dl bakmeel (niet zelfrijzend)
1 el bakpoeder
1 dl cacaopoeder
1 dl melk
Salted caramel glaze
2 dl donkere basterdsuiker
2 dl slagroom
25 g boter
½ tl zeezout
Extra
Maldon zoutflakes naar smaak
Instructies
Verhit de oven voor op 175 graden en bereid tegelijkertijd de brownielaag. Smelt de boter en de chocolade samen op een lage temperatuur in een pan met dubbele bodem (of in de magnetron). Voeg dan de andere ingrediënten toe en meng deze goed samen tot een mooi deeg. Spreid het deeg uit over een bakplaat of -vorm (ongeveer 1,5 cm dikte) met daaronder bakpapier. Bak de brownie in de oven in ongeveer 30 minuten gaar.
Bereid vervolgens de laag salted caramel: Kook de suiker en de slagroom ongeveer 20-22 minuten. Zorg dat je het mengsel constant roert! Als de caramel de juiste consistentie bereikt heeft, laat het dan een beetje afkoelen (een paar minuten). Voeg daarna de boter en het zout aan de caramel toe. Daarna kun je het mengsel over de brownie uitspreiden.
Strooi tot slot voorzichtig wat zoutflakes over het geheel heen en laat de brownie goed afkoelen voordat je hem snijdt. De brownie kan in de koelkast bewaard worden.
Sanne Peltosaari
De charme van sneeuw
De trossen van de lijsterbes zijn bekroond met sneeuwkegels van wel twee vuisten hoog. Het ziet er feestelijk uit, maar ik ben bang dat de kegeltjes de kerst niet halen. Een moment van dooi of een baldadig windje, en het hele kunstwerk valt uit elkaar.
Bezoekende Zuid-Finnen spreken graag hun bewondering uit over onze Lapse winter. Ihana, kaunis, en door al die sneeuw is het hier veel minder donker. Wel ja, met al ruim vijftig centimeter lopen we inderdaad voor op schema, maar als de bewondering ons genoeg is, is er altijd wel iemand die opmerkt dat het voor bezoekers best wel mooi kan zijn, maar die mogen dan ook wel blij zijn dat ze niet dag in dag uit sneeuwruimwerk hoeven te doen. Dan volgen de verhalen over het gevoel dat ons bekroop op het moment dat de gordijnen werden opengeslagen, en dat er door al dat sneeuwruimen geen tijd was om te ontbijten. En vervolgens, bij thuiskomst …
Dichteres Heli Laaksonen schreef in Zuidwest-Fins dialect een vermakelijk stukje over de betrekkelijke charme van sneeuw: Ihana talvi. In dagboekvorm verandert de prachtige sneeuw van 1 januari in een week tijd gradueel in Saatana, 12 perkelee sentti uutta vitu lunt ja vitu ränttä ja vitu jäät, waarvan ik de vertaling liever achterwege laat.
Toch geloof ik dat de meeste noorderlingen er eigenlijk wel verknocht aan zijn. In de zomer hangt de winter nog als het zwaard van Damocles boven ons hoofd, want zodra de laatste sneeuw gesmolten is, is de zon alweer zo’n beetje op zijn retour. Maar als het dan eindelijk oktober is, de dagen kort en koud, de natuur bruin en uitgeleefd, dan vormt sneeuw de enige denkbare verlichting van de misère. En dus zijn we blij met die eerste vlokken, hebben we oog voor de schoonheid van ons land om vervolgens af en toe te vloeken op alweer twaalf centimeter sneeuw zich haast niet weg laat schuiven en die de wegen onbegaanbaar maakt.
Behalve dat dubbele gevoel van charme en ongemak, bezorgen sneeuw en kou me vaak een gevoel van opluchting met betrekking tot de klimaatverandering, alsof één koude nacht betekent dat het opwarmingsproces ineens is omgekeerd, alsof het ijs van de noordpool zich dan weer gaat uitbreiden en uitgehongerde ijsberen weer op zeehonden kunnen jagen. Onzin natuurlijk, de wetenschappers zijn het erover eens dat het proces onomkeerbaar is, en telkens weer blijkt het allemaal sneller te gaan dan voorspeld. Sneller zelfs dan gevreesd. Het wordt warmer en de zeespiegel zal flink stijgen, en de wereld zoals die nu is, zal spoedig geschiedenis zijn, net als de sneeuwkegels op de lijsterbestrossen. Het is zaak om al het mooie goed in je op te nemen, want alle schoonheid is vergankelijk.
100 kerstkransjes – Katja en Mamma
‘Hoeveel kerstkransjes hangen er in de boom?’, vraagt Katja.
‘Ga ze maar tellen’, zegt mama.
Katja wijst naar de koekjes: één, twee, drie, vier, vijf.
Boven en midden in de boom ziet ze er heel veel. Ze is wel een paar minuten aan het tellen. Maar dat heeft ze al goed geleerd. Ze is al bij zesennegentig!
En aan de alleronderste takken hangen er een paar: zeven, acht, negen, precies 100! telt Katja.
‘Ja, dat klopt’, zegt Mamma, voor elk jaar dat Finland onafhankelijk is hebben we 1 kransje.
Ze stoot per ongeluk tegen een kerstbal. Hij valt op de grond, maar is gelukkig niet kapot.
Katja pakt de bal. Ze wil hem weer in de boom hangen.
Maar er zit geen haakje meer aan.
Katja kijkt in de boom en op de grond. Het haakje is weg.
‘Weet je wat?’, zegt mama. We eten een paar kerstkransjes op!
En dan gebruiken we een van de haakjes van de kransjes om de kerstbal weer op te hangen!
‘Maar dat mag niet van papa!’, zegt Katja. ‘Het is toch nog geen kerst!’
‘Nee’, zegt mama, ‘maar denk je dat papa het merkt?’
‘Papa heeft de koekjes toch niet geteld?’
Nee, papa heeft ze niet geteld! En één kransje opeten is toch niet zo erg?
Katja zoekt een kerstkransje uit dat niet zo erg opvalt.
Eentje die een beetje achteraan hangt. Ze haalt het kerstkransje van het haakje en hangt de kerstbal weer in de boom. Mjam, dat is lekker. En er zijn er zo veel. Ze pakt snel nog een paar kransjes en stopt er twee in haar mond en twee in haar zak.
‘Wil je er ook een?’, vraagt Katja. ‘Ja, lekker!’, zegt mama.
Katja geeft mamma twee kransjes en die eet ze meteen op. Dan loopt ook mamma naar de kerstboom en haalt er wel 10 kransjes uit die ze in haar zakken stopt. Ook voor Katja pakt mamma er nog eens 10 en stopt die in haar zakken. ‘We hebben nu een geheimpje’, zegt mamma. ‘We moeten niet knoeien. Want dan ziet papa de kruimels!’
Wat een lekkere koekjes zijn het! Knapperig en prachtig versierd met wit en blauw, de Finse kleuren. En het zijn er toch 100! Het is extra lekker omdat het dit jaar zo’n bijzonder feestjaar is. En omdat het nu nog geen kerst is en het eigenlijk nog niet mag.
Katja en mama hebben al hun koekjes op als papa de kamer binnenkomt. Ze lachen een beetje.
‘Is er iets?’, vraagt papa. Hij kijkt naar de kerstboom.
En dan kijkt hij naar Katja en mama.
Zou papa het zien?
‘We lachen zomaar een beetje’, zegt mama.
Katja houdt haar adem in.
Maar papa zegt niets. Hij haalt zijn schouders op en gaat de krant lezen.
Zou papa het gezien hebben?
Of niet?
Ellen
De Voortgang
Wat een prachtig jaar hebben we er samen van gemaakt. Vanaf het begin hebben we elkaar weer op vele evenementen en bijeenkomsten getroffen. Al vroeg in januari zaten we in het oranje het Nederlandse handbalteam aan te moedigen op diverse plekken in Finland. In Jyväskylä ging de groep bowlen terwijl zelf gemaakte appelflappen werden uitgedeeld. In Helsinki volgde op 21 januari de nieuwjaarsreceptie, op 2 weken na, 80 jaar na de officiële geboorte van de Nederlandse Vereniging in Finland. De helft van het bestuur stond eraan voorafgaand een middag in de keuken om 80 oliebollen te kunnen serveren, en dat lukte. De leuke foto’s van die bijeenkomst en de filmclip met herinneringen van onze vereniging door tachtig jaren heen zijn te bekijken op onze website.
Vervolgens werd in ijskoud water gezwommen, stonden we langs de kant om de schaatsers in Oulunkylä aan te moedigen en dronken een glas of twee tijdens de goed bezochte kwartaalborrels. In maart volgde de eerste telefonische ALV, maar helaas bleek dat een stap te ver vooruit voor de NViF. Welgeteld 1 lid (Arie) deed aan die vergadering mee. Een efficiënte discussie, dat dan weer wel, maar onze bedoeling is uiteraard om te overleggen in wat breder verband. Komende maart zal de ALV dus als vanouds samenvallen met een aantrekkelijke activiteit.
We bezochten in april de expositie van Cesar van Everdingen, een leerling van Rembrandt, in Helsinki, en maakten ons daarna op voor diverse koningsdagevenementen door het hele land. Van Oulu, Jyväskylä, Tampere en Turku tot en met de zeer gewaardeerde Koningsdag ter huize van de ambassadeur in Helsinki, werd het glas geheven op de Koning. Ja, met de handhaving van de Nederlandse traditie zit het wel goed in onze vereniging.
Daarna trad een relatief rustige periode aan. In Jyväskylä werd in mei door en voor kinderen gekookt, in juni volgde in Helsinki een mini-kwartaalborrel en begin augustus trokken diverse families de regenkleding en campingartikelen uit de kast en verzamelden in bos- en waterrijke omgeving. Dat kamperen in de natuur is van Finland genieten op zijn best. In de schone buitenlucht, genietend van de lange avonden licht, achteloos wat worstjes op een kampvuur roosteren met een koud biertje erbij. Ook volgend jaar trekken we wederom de bossen in!
Een vast ritueel is onze viering van het Leidens Ontzet, in het eerste weekeinde van oktober, ook dit jaar weer uitstekend bezocht. Daarna volgde begin november de grootste gebeurtenis van dit meervoudig jubileumjaar; de viering van Suomi 100 jaar onafhankelijkheid. In Helsinki verzamelden een kleine 100 mensen om gezamenlijk en feestelijk even stil te staan bij de vrijheid die wij allen genieten in het mooie Finland. De voortreffelijke organisatie garandeerde een feest met heerlijke hapjes en drankjes. Een live band zorgde voor een extra dimensie met stevige muziek.
Als ik dit schrijf maken we ons op voor de altijd leuke vieringen van Sinterklaas en Kerstmis door heel Finland. En natuurlijk komen we op velerlei wijze in aanraking met de uitgebreide viering van de Finse onafhankelijkheid. Al met al een enerverend en bijzonder jaar!
Na zoveel terugkijken gedurende het jubileumjaar is het natuurlijk ook zaak het vizier naar voren te richten. Onze vereniging staat sterk en heeft de potentie om op volle kracht vooruit te gaan.
We zijn met ruim 200 loyale NViF-leden stabiel qua omvang. Velen van ons hebben de 15 jaar lidmaatschap overschreden. Dank jullie wel! En gelukkig is er ieder jaar ook weer de nodige aanwas van nieuwe geïnteresseerden.
Ook het komende jaar zal het accent van de communicatie op sociale media alleen maar toenemen. Onze internetsite is een vaste referentie, onze FB-groep is dit jaar de 600 leden ruim gepasseerd en we hebben een aparte FB-groep en -pagina opgemaakt om onze evenementen te promoten. Foto’s worden gedeeld via onze fotopagina (zie de website) en op Instagram. Vele leden staan in de LinkedIn-groep en er komen ongetwijfeld het komende jaar nog nieuwe kanalen bij. Binnen het bestuur beginnen we in toenemende mate met het handige ‘one drive’ te werken om uitwisseling van data en info te versnellen. Enzovoort. En zo gaan wij voort.
Deze digitale voortuitgang is prima natuurlijk. We zijn er om de contacten tussen Nederlanders en Finnen te verstevigen en dat geldt in brede zin. Met de nieuwe communicatiemogelijkheden worden jullie vragen vele malen sneller beantwoord dan vroeger. Probeer het maar eens. Je plaatst een bericht over klaverjassen in de groep en voordat je het weet heb je 10 man over de vloer en rond de grote (ronde) tafel om het spel tot in de kleine uurtjes te spelen.
Jullie, de NViF-leden, zijn een gevarieerde groep. De interesses lopen zeer uiteen. En dit maakt ook 2018 weer zo interessant. Bij ons kunnen jullie het komende jaar natuurlijk weer Nieuwjaar, Koningsdag, Leidens Ontzet, Sinterklaas en kerstvieringen verwachten. En daar tussendoor gaan we sportief en cultreel doen en culinaire hoogstandjes bereiden. Kom eens langs op de kwartaalborrel of elders. Al die activiteiten worden tijdig aangekondigd in onze maandelijkse nieuwsflits, op de website en de FB-groepen. Het Noorderlicht komt natuurlijk ook komend jaar 4 keer elektronisch in je bus.
“Heb je nog een speciale wens voor het komende jaar”, vraag ik je. Laat je vooral horen. En laten we er met zijn allen een geweldig nieuw verenigingsjaar van maken.
Ik wens iedereen een geweldige kerstperiode en een fantastisch 2018 toe.
Met een groet,
Michael
Is 50 het nieuwe 30?
Eerder dit jaar bedacht ik dat ik graag weer wilde beginnen met hardlopen. Al vrij snel kwam ik erachter dat ik daarvoor helaas de benodigde spiergroepen niet meer had. Vooral mijn rug speelde op, en dit kwam blijkbaar door een gebrek aan kernspieren. Een hardloopvriendin raadde mij daarom aan om te beginnen met yoga, omdat dat niet alleen helpt met het ontwikkelen van de spieren, maar ook de balans.
Een yogastudio was snel gevonden, aan de overkant van de straat namelijk, en vol enthousiasme stortte ik me op Ashtanga yoga, Flow, en Hot Yin yoga, dit laatste bij de aangename temperatuur van 40 graden celsius. In het Fins ook nog. Eerder in Nederland had ik poweryoga gedaan, dus ik kon de lessen goed volgen en vond (vind) het ook erg leuk.
Al gauw kwam ik erachter dat ik inderdaad hard aan de spieren moest werken, maar dat ik mijn aangeboren lenigheid snel terug had. Yin yoga bestaat uit tamelijk extreme stretch-
oefeningen, die je dan soms wel 5 minuten moet volhouden. Maar omdat het zo warm is, zijn je spieren dus ook warm, en dat maakt het stretchen een stuk eenvoudiger. Het viel mij wel op dat ik de meeste Yin-oefeningen beter kon uitvoeren en langer kon volhouden dan dames en heren die een stuk jonger zijn dan ik (bij Ashtanga en Flow is dat een heel ander verhaal!). Ik vond het vooral leuk dat ik mijn been weer in mijn nek kon leggen, iets wat ik vroeger ook wel kon maar in geen jaren meer had
geprobeerd. Is 50 dan toch het nieuwe 30?
In de herfstvakantie besloot ik om een paar dagen naar Nederland te gaan om vrienden en familie te bezoeken, en de laatste paar dagen logeerde ik bij mijn broer en zijn gezin. Op een middag was ik met mijn neefje Eric aan het Minecraften, ieder op onze eigen tablet, en
ineens zei Eric: ‘Suus, weet je wat ik kan?’ En hij legde zijn beide benen in zijn nek (ook hij heeft de aangeboren lenigheid, net als mijn vader en mijn broer).
Gesterkt door mijn herwonnen zelfvertrouwen, zei ik: ‘O, maar dat kan ik ook.’ Even vergetend dat ik in de koele huiskamer zat en ook niet eerst een uur lang opwarmingsoefeningen had gedaan. Eric geloofde er niks van, en ik moest het uiteraard laten zien. Ik zocht dus een stoel met een rechte rugleuning uit, en inderdaad, met enige inspanning kreeg ik mijn linkerbeen in mijn nek. ‘Nu die andere nog!’ riep Eric. Ik had inmiddels wel door dat het niet een van mijn allerbeste ideeën was geweest en voelde overal spieren zwaar protesteren. ‘Nou’, zei ik, ‘Eric, nu geloof je me toch wel hé?’
Ondertussen begon ik me af te vragen hoe ik in hemelsnaam mijn been weer terug kon krijgen, want bij elke beweging die ik probeerde te maken schoot er een steek van pijn in mijn rug.
‘Papa, mama, moet je eens kijken wat Suus kan! ‘ riep Eric. Zijn ouders kwamen uit de keuken, wierpen een blik op mijn inmiddels rood aangelopen hoofd en zagen meteen dat ik het inmiddels aardig benauwd had met dat been in mijn nek wat er niet meer uit wilde. ‘Eric, kom je me even helpen in de keuken?’, zei mijn broer. Ze verdwenen in de keuken.
‘Zal ik je even helpen?’ vroeg mijn schoonzus zachtjes. ‘Graag’, fluisterde ik, ‘en heb je misschien ook wat ibuprofen?’ Voorzichtig probeerden we om me langzaam uit de knoop te krijgen, en gelukkig, dat lukte. Mijn neefje had gelukkig niks in de gaten en kwam er nog een paar keer op terug die dag. Wat stoer dat zijn tante haar been in haar nek kon leggen!
Ik kwam er na een paar ibuprofennetjes en twee dagen rust weer bovenop …
Is 50 het nieuwe 30? Hmm, misschien toch niet helemaal …
Suzanne Buurman
Banden tussen de Nederlanden en Rusland (en af en toe ook Finland) (deel 1)
Het is me wat met die relaties van Finland met Nederland, nu en vroeger! Daar hebben we het al vaker over gehad, maar dit thema is zo rijk. En telkens weer komen er nieuwe feiten om de hoek kijken.
Nu in deze herfst bijvoorbeeld was tijdens Slush 2017 prins Constantijn te gast bij de Nederlandse afdeling. Hij kwam als vakkundig spreker op bezoek en sprak als vakman met veel jonge ondernemers. Ook heeft hij voor een internationaal publiek zijn ideeën over modern ondernemerschap uiteengezet. Zo vinden we in de actualiteit vaak verrassend of soms uit ervaring verwacht telkens weer wat nieuws.
De laatste tijd was ik weer bezig met de genoemde relaties, dit keer via Sint-Petersburg: tussen de Rotterdammer Hendrik van Gilse van der Pals met zijn gezin, eerst in Rusland en later in Finland. Daar is (zelfs in twee talen, het Nederlands en het Fins) een boek over verschenen, ‘Paloniemi’, dat twee jaar geleden door mij, in goede samenwerking met Henriëtte van der Woude, de eerste vrouwelijke voorzitter van de NViF, en met mijn goede vriend Antero Helasvuo, is uitgegeven. Sergey uit Sint-Petersburg vroeg me vorig jaar eens, of ik niet wat meer kon vertellen over relaties tussen Nederland, Rusland en Finland. Een interessante vraag was dat, dat wel. Een vraag, waar (zoals ik keer op keer ontdekte) veel meer over te zeggen valt, dan de meesten vermoeden. Voor een geinteresseerd publiek heb ik er daarom kort geleden een lezing over gehouden in de bibliotheek van Hyvinkää. De aanwezige groep, een man/vrouw of 25 uit Finland, Nederland en Rusland, vond het interessant en boeiend en Sergey vroeg me zelfs, of ik er wellicht later wat meer over kon vertellen. Dat zou zonder meer wel kunnen, maar dan moet ik er eerst nog wat meer over nadenken en het geheel nader onderzoeken; want ook daar is het materiaal veel uitgebreider dan op het eerste gezicht lijkt.
Dit keer wil ik me beperken tot de banden tussen Rusland en Nederland en voorts tot (soms wat indirecte) banden met het Finland, dat eerst lange tijd (vele eeuwen lang) deel uitmaakte van het Zweedse koninkrijk en vanaf 1809 van het Russische tsarenrijk, voordat het in 1917 zijn zelfstandigheid als staat aanvroeg en kreeg. Daar weten we in dit Finse jubileumjaar 2017 alles van en misschien komen we daar nog meer van te weten, als de erkenning van Finland als staat door Nederland in januari 1918 in 2018 elders en wellicht ook in Finland gevierd zal worden.
Oude kaarten en open deuren
De Vlaamse en Hollandse kaartenmakers van de zestiende en zeventiende eeuw eerst in Antwerpen later in Amsterdam of Leiden waren Europees beroemd. De internationale handel kwam toen steeds beter op gang en producten van oost en west, van Amerika en Azië, werden via de havens van Vlaanderen, Zeeland en Holland toentertijd overal heen in Europa vervoerd; door Portugezen, Fransen, Engelsen, vooral echter door Vlamingen, Zeeuwen, Hollanders en ook wel Friezen. Maar veilig scheepsvervoer ging niet zonder betrouwbare kaarten, en die werden toen geleverd door Vlaanderen en Holland. Peper en zout, keramiek en noem maar op, dát waren gewilde artikelen in de landen aan de Oostzee, aan de Middellandse Zee, en in West-Europa aan de Atlantische Oceaan. Als retourartikelen uit de landen rond de Oostzee (want daartoe beperken we ons nu) kwamen bijvoorbeeld graan, bont, teer, hout en zo in aanmerking. Producten, die in onze landen van West-Europa voor brood, scheepsbouw en kleding gevraagd waren. Zo functioneerde de handel, toen en ook wel nu op een moderne manier: in principe als ruilhandel, maar meer en meer ook als geldhandel. Dus zeker niet eenzijdig van: dat brengen we jullie wel! En zij dan maar betalen. Nee nee, brengen en halen, dat was het devies.
Als we zulke oude kaarten van onder anderen Waghenaer, Ortelius, Mercator, of van vader Willem respectievelijk zoon Joan Blaeu goed bekijken, zien we interessante zaken. Ook al waren de kaarten van toen, die in Vlaanderen en Holland gedrukt werden, overal in Europa bekend, beroemd en verspreid, nog niet op alle punten waren deze vaak zo fraai uitgegeven kaarten zo nauwkeurig als tegenwoordig, dat natuurlijk niet! Dat kon uiteraard ook niet, want vele landen (ook nog in Europa) en zeeën of kontinenten van de wereld werden toen pas echt ontdekt en dan zo nauwkeurig mogelijk in kaart gebracht; langzaam maar zeker ging dat en wat vooral de kusten en de havens van toen betreft (voor de noodzakelijke zeekaarten) door en ter informatie via zeekapiteins steeds beter, nuttiger en nauwkeuriger.
De handel op de Oostzee (ten oosten van grote handelslanden als Engeland en de Nederlanden, vandaar oostzee?!), die handel was altijd belangrijk geweest, al vanaf de tijden van de Hanze (of reeds eerder), met als Oostzee-centrum Lübeck in Noord-Duitsland. Honderden schepen van Noord-Duitsland, Vlaanderen, Holland of Friesland gingen bijvoorbeeld naar en van Visby, Danzig (Gdansk), Tallinn (Reval) of Stockholm hun waren brengen en halen. Wat de internationale handelscontacten betreft kunnen we hier tevens ook rustig denken aan Turku, Wiborg (Viipuri), Narva. En vanaf 1555 (de tijd van Hans van Sanden overigens) begint Helsinki zelfs een rol mee te spelen.
Omdat we hier vooral de relatie Nederland-Rusland behandelen, zien we op die genoemde kaarten meerdere handelsdeuren (of vensters) naar het centrum van Rusland, naar Moskou dus. De eerste deur bevindt zich in Danzig in Polen. De tweede deur in Riga in Letland. De derde deur was Tallinn, dat ons via Tarto (Dorpat) of Pskov (Pieskau) of ook Nowgorod naar Moskou brengt. De vierde deuropening ligt in Narva, dat ons dan meestal via Nowgorod naar Moskou voert. De Vlamingen en vanouds vooral de Hollanders als zeevracht-vervoerders waren daar zoals altijd heus wel present, maar moesten zich graag of niet buigen in hun handelsactiviteit met Moskou naar de handelsvoorschriften en vooral de handelsbeperkingen van de Hanze, ze konden dus niet vrij handel met Rusland drijven. Dat zinde hun niet zo. Wiborg, Turku (en na 1555 zelfs Helsinki) waren weliswaar wat minder aan de Hanze gebonden, dus boden wat meer directe en open handelsmogelijkheden, maar toch: ook daar was de Hanze aanwezig en wilde een woordje meespreken. Helsinki stond echter pas aan het begin van zijn stads- en havencarrière, dus stelde nog niet zo veel voor. Overigens is hier juist de koopman Hans van Sanden interessant: hij werkte en woonde toch tussen ongeveer 1550 en 1590 in Finland, vooral in het door Gustav I Wasa pas gestichte Helsinki; en Hans had waarschijnlijk zo zijn contacten in Tallinn, Narva en Wiborg. Het fijne hiervan weten we echter niet, maar misschien komen we daar ooit achter, wie weet!
Een opmerking terzijde is nog, dat de handel via de Oostzee altijd door de smalle openingstoegang via de Sont verliep. En daarbij eiste de koning van Denemarken van ieder schip dat door de Sont heen en weer voer bij in- of uitvoer zijn tol, onverbiddelijk en eeuwenlang. Ook daarom zocht de internationale zeevaart naar andere mogelijkheden voor handelsactiviteiten met Rusland.
Iwan IV en Peter I
Twee Russische tsaren zochten letterlijk en met verve naar een plaats, van waaruit direct met de rest van Europa handel gedreven kon worden. Deze tsaren waren Iwan IV (jaja, de ‘Verschrikkelijke’) in de zestiende eeuw en Peter I, de Grote, eind zeventiende, begin achttiende eeuw. Iwan IV veroverde zelfs in 1558 Narva, en kon die stad met veel strijd en moeite slechts behouden tot 1582, dus slechts een twintigtal jaren. Toen kon inderdaad via die oude Hanzestad Narva directe handel plaatsvinden tussen bijvoorbeeld de Nederlanden en Rusland, buiten de begerige klauwen van de Hanze om. Maar toch ook wel moeizaam, want de Zweden waren erg jaloers en probeerde die handel zoveel als ze konden te boycotten. Toch werden vooral de Hollanders in Narva meteen actief, vandaar mijn bovenstaande opmerking over Hans van Sanden. Maar een bewijs ervoor heb ik nog niet gevonden. Peter de Grote kapte de knoop nog radicaler door dan zijn voorvader Iwan. Door het Ingermanland (Inkerinmaa),
de Baltische landen, Polen gedeeltelijk te veroveren (en ook wel Finland aan de overkant, maar dat is een andere, veel pijnlijker zaak; daar gaat het ons hier niet om) en vooral door aan het uiteinde van de Finse golf de havenstad Sint-Petersburg te stichten in 1703. En daar kwam al snel (zeker na ongeveer 1710) de internationale handel met Rusland goed op gang; de Hollanders vooral waren er van het begin af aan als de kippen bij en deden goed zaken.
Maar toch … de Engelsen, de Nederlanders en handelslieden uit overige West-Europese landen zochten andere en vooral nieuwe wegen, om met Rusland en elders (Azië) ongestoord handel te kunnen drijven. De mensen in Rusland (vooral misschien de tsaar met zijn elite in Moskou en de Russische adel, maar toch niet alleen die), die mensen hadden behoefte aan westerse waren zoals textiel, kruiden, zout en vaak ook wapens; en in het westen had men behoefte aan hout, teer, bont, leer of andere producten zoals graan, die Rusland in ruime mate bood. Veel producten uit Zuid- en Noord-Amerika, uit India, China of Japan werden statussymbolen in oost en west (denk maar aan kruiden, porcelein,zijde en zo) en waren daarom gevraagd in alle landen, of dat nu Rusland, Beieren of Oostenrijk betrof. De zeevaartwegen via Kaap de Goede Hoop naar Azië of via de Atlantische Oceaan naar Amerika waren om vele redenen gevaarlijk. De Portugesen of Spanjaarden waren er altijd als de kippen bij, om het op de een of andere (vaak oorlogszuchtige) manier eventuele concurrenten lastig te maken. Vandaar zocht men, vooral in Engeland en de Nederlanden, al in de zestiende eeuw naar een bevaarbare doorvaart via het noorden naar Azië, China of Japan en vandaar uiteraard verder of terug! Was dat wel mogelijk vanwege ijs, sneeuw en kou? Was er werkelijk ergens wel een echte doorvaart naar Azië? Niemand wist het toen precies! Een zeevaartweg langs de Noorse kust (toen nog in handen van de Denen) was wel mogelijk vanwege de warme golfstroom, dat wist de handelslieden van de Hanze al (denken we slechts aan Bergen, Trondheim of Tromsø), maar kon het nog verder? Bestond er een bevaarbare weg via het noorden, via de IJszee, langs de kusten van Siberië en dan via een ruime doorgang naar Azië? Niemand wist het precies, maar velen dachten van wel. Maar hoe en vooral hoe gevaarlijk was die weg? Maar toch … menig avonturier van toen waagde het een doorvaart te zoeken door het gevaarlijke ijs en in barre kou. Vrijwel allen mislukten jammergenoeg in hun dappere pogingen. De Engelsen, de Hollanders, de Denen en anderen. Pas in 1878 lukte het de Zweedsfinse Nils Adolf Erik Nordenskiöld de doorgang vanuit de Beringzee te vinden, te bevaren en vandaar verder via China, Japan en Azië naar Stockholm terug te keren. Zo moeilijk waren de gestelde vragen, dat het een driehonderd jaar moest duren, voordat het antwoord gevonden werd.
Archangel en Kola
De Engelsman Richard Chancellor met schip en bemanning probeerde rond 1550 via de noordkaap verder naar Siberië en Azië te komen, maar hij belandde ten noorden van het Russische schiereiland Kola in een zware storm, zijn schip zocht beschutting in de Witte Zee en kwam daar terecht in het mondingsgebied van een grote rivier, de Noordelijke Dwina. Daar kwam hij na veel winterse avonturen in de Russische handelsstad Cholmogory terecht en vandaar arriveerde hij na een moeizame en langdurige reis van een duizendtal kilometers in ijs en sneeuw uiteindelijk in Moskou en werd in het Kremlin als zeldzame buitenlander ontvangen door tsaar Iwan IV. Die was, zoals al opgemerkt, zeer geïnteresseerd in de handel tussen Engeland en Rusland, eventueel ook via het noorden van zijn land; dus hij kwam met Chancellor overeen, dat Engelsen handelslieden via Noord-Rusland met Moskou handel mochten drijven. Maar de Vlamingen en Hollanders waren er uiteraard als de weerga bij en wilden en kregen hetzelfde: ook zij voeren naar de Witte Zee, gingen daar voor anker en dreven (ruil)handel met de Pomoren, die daar in relatieve vrijheid, welwillend en tamelijk welvarend woonden, maar ook met Russische handelslui uit Moskou, dat alles in Cholmogory aan de Dwina. Dit uiteraard in de loop van de tijden met steeds meer overleg en in concurrentie met de Engelsen. Cholmogory was toen nog de belangrijkste marktplaats van het
Russische noorden. Voor de Russische partners en voor de tsaar zelf (die had toen nog vrijwel alles over de handel te zeggen!) was een internationale, noordelijke handels- en marktplaats en dus een nieuwe deur naar het Westen zo belangrijk, dat al in 1583 de havenstad Archangel werd gesticht (genoemd naar het aan de Dwina gelegen aartsengelklooster Sint Michael). Archangel als internationaal marktcentrum eens per jaar in de zomer voor de ruilhandel tussen Rusland en de westerse partners. Al snel werden de Nederlandse handelsschepen (vanuit Antwerpen, en na 1585 steeds meer vanuit Middelburg en Amsterdam) dominerend en ook de Hamburgers kwamen al snel meedoen. De handel via Archangel met Rusland werd tot ongeveer 1720 (toen Peter de Grote tsaar was) via ups en downs steeds uitgebreider, door partners aan beide kanten almaar beter gestructureerd en georganiseerd, en daarom ook steeds bloeiender. Pas na de vrede van Rusland met de Zweden in 1721 ging het met Archangel bergafwaarts, omdat tsaar Peter Sint-Petersburg tot voornaamste havenstad en internationaal handelscentrum van het moderne Rusland had gebombardeerd. En de wil van de tsaar was toentertijd in Rusland de wet!
Voordat ik hier een tweede naam noem, eerst even iets tussendoor, wat met Finland te maken had. Niet alleen de monding van de Dwina, maar ook het schiereiland Kola met de Moermansk-kust (met al snel de aan een veilig fjord gelegen havenstad Kola) waren voor uitwisseling van waren aantrekkelijk. Daar waren kloosters, het beroemdste ervan is Petsjenga. De orthodoxe kloosters waren toentertijd actieve handelscentra, daar was veel vis (zalm en kabeljauw), daar waren rendieren, daar waren walvissen in de open zee enzvoorts, alles dus waren, die in het westen zeer gevraagd waren. Ook daar werd na 1550 eerst door de
Vlamingen, later door de Hollanders veel handel gedreven. Handel met de kloosters, maar ook handel met de Samen, de Lappen en de Kareliërs, die daar in die uitgebreide streken naar het zuiden woonden en ook bereid waren samen te werken, in ruilhandel meestal. Die vroege contacten tussen de Nederlanden en Noord-Finland (op de kaarten staat daar vaak Finmarchia en Lappi aangegeven) is de moeite van het noemen waard, dit vraagt echter om meer onderzoek.
De tweede naam, die nu genoemd moet worden, is die van Willem Barentsz, de wereldberoemde cartograaf (hij heeft schitterende kaarten gemaakt, dat was eigenlijk zijn vak, bijvoorbeeld een bekende kaart van het Noorden van Europa en kaarten van de Middellandse Zee en haar kusten). Willem Barentsz was een ras-zeeman en in de jaren 1590 een volhardende zoeker naar een noordelijke doortocht naar Azië. Daar is hij en zijn medereizigers, zoals we wel weten, tot drie maal toe helemaal niet in geslaagd. Zijn schip en de bemanning strandde in 1596 in een zee vol ijsbergen en ijsberen, aan de noordoost kust van Nova Zembla. Daar hebben ze toen moeten overwinteren en van daar probeerden ze, toen het in 1597 weer zomer en licht was geworden en omdat hun schip door het winterijs in wrakstukken uiteengedrukt was, met zelfgemaakte sloepen naar Kola en vandaar met een handelsschip naar Amsterdam te komen. De meesten van de bemanning slaagden daar gelukkig wel in, maar niet Willem Barentsz zelf (het hart van de expeditie). Die is tijdens deze barre tocht, zwak en ziek door de vele ontberingen, temidden van zijn mannen overleden. Zijn reisverslag kennen we via een bemanningslid, Gerrit van Veer, die een boeiend verhaal heeft geschreven over deze overwintering op Nova Zembla, waardoor Willem Barentsz wereldberoemd is geworden.
Peter de Grote, Nicolaes Witsen en Cornelis de Bruyn
Tsaar Peter I, beter bekend als Peter de Grote, hebben we al genoemd. Hij had van jongs af aan in buitenlandse handels- en zeevaartkringen rond Moskou enorm veel contacten met en toonde groot interesse voor met name Hollanders en Engelsen. Op de eerste plaats werd voor de jonge tsaar Nicolaes Witsen uit Amsterdam belangrijk. Een van de redenen, dat de jonge tsaar Peter Nederlands wilde leren (en hij heeft het vrij behoorlijk geleerd), was overigens, dat hij met de kennis van die taal Nederlandse vakboeken kon lezen en met voor hem interessante Nederlanders kon praten. In 1671 was het bekende boek van Nicolaes Witsen verschenen, ‘Aeloude en hedendaegsche scheepsbouw en bestier’ (over scheepsbouw, scheepvaart en scheepstypen), en dit boek werd in Europa al snel een soort encyclopedisch vakboek. Dat boek wilde Peter grondig in het Nederlands lezen, met de schrijver ervan wilde hij nader kennismaken. Dat boek heeft hem de kennis en stimulans gegeven, de scheepsbouw en scheepvaart op gang te brengen in Rusland, met de effectieve hulp – vooral later – van veel naar Rusland geëmigreerde vakmensen uit Holland. In 1693 liet hij bijvoorbeeld op het eiland Solombala bij Archangel, waar hij als tsaar op bezoek was, een oorlogsschip bouwen naar Witsens aanwijzingen. Tsaar Peter correspondeerde toen al jaren met Nicolaes Witsen. Om zijn kennis uit eerste hand te vergroten en om met de wetenschappers rechtstreeks te kunnen spreken, ging hij voorts als eerste tsaar van Rusland incognito op reis naar Holland en Engeland, met het Grote Gezantschap van 1697/1698; vooral dan naar Amsterdam en London, waar hij het bouwen van schepen en alles wat daarmee samenhing met eigen ogen kon zien en met eigen handen kon beoefenen, waar hij vakmensen kon aanwerven voor de geplande opbouw van de werven in Archangel en elders, waar hij waardevolle voorwerpen van kunst en wetenschap en vooral ook boeken kon kopen en waar hij last but least met geleerde vrienden zoals Witsen en vele anderen urenlang kon discussiëren.
Nicolaes Witsen was een van de weinige voorbeelden van humanistische allround-geleerden van Holland en West-Europa en bovendien was Witsen burgemeester van de machtigste stad van het Europa uit die tijd. En dat ontsloot vele deuren voor tsaar Peter in Holland en elders. Dat structureel en mentaal moderniseren van Rusland gebeurde bij tsaar Peter wonderlijk snel, op zich in enige jaren. Al ging het dan ook ten koste van veel mensenlevens vanwege de immense en onstuimige dadendrang waarmee Peter de Grote in onmogelijk snel tempo de ontwikkeling van Rusland wilde forceren. Het gevolg was wel, dat Rusland zich gedeeltelijk in hoog tempo (voorlopig vooral militair) moderniseerde; dat Rusland tussen 1700 en 1721 een tragische en bloedige oorlog met de Zweedse koning Karel XII en met de Zweden uitvocht en die uiteindelijk won; en dat het mondingsgebied van de Neva in de Finse Golf de plek werd, die hij in 1703 in het Ingermanland voor zijn nieuwe hoofdstad bepaalde, de plek, die bij haar geboorte de Nederlandse naam Sint-Pietersburg kreeg.
Nogmaals met behulp van de tijdens zijn jeugd en tijdens het Grote Gezantschap vergaarde kennis, met behulp van de talloze contacten met vaklieden op vele terreinen en ook dankzij de opgedane vaardigheden overal, waar die maar te krijgen waren, slaagde tsaar Peter (na een zeer zwak begin van de Grote Noordse Oorlog) erin, de Zweden te overwinnen en van aanvang af Sint-Petersburg een belangrijke plaats in de Europese geschiedenis als havenstad en nieuwe hoofdstad van Rusland te geven. Dat de Engelsen en de Hollanders van deze buitenkans van gunstige internationale handel graag en vrijwel meteen gebruik maakten, sprak in die tijd als vanzelf.
Dat deze gebeurtenissen rond die Grote Noordse Oorlog ook iets met Finland te maken hadden, blijkt wel uit de ellende, die de Russische zeelieden en soldaten vooral in de zuidelijke en westelijke kuststreken van Finland door verovering en vooral ook uitbuiting teweeg brachten, de grote ellende, waaruit de op zich duidelijke, gevleugelde uitdrukking van ‘de grote haat’ (van de Finnen op de Russen) toentertijd voortkwam. Verder werd de kuststreek (het Oude Finland) met het Fins-Zweedse Wiborg tot aan Hamina al toen bij de vrede van Nystad (Uusikaupunki) in 1721 bij het Russische rijk ingelijfd. En dat vanwege dezelfde reden als later tijdens de Winteroorlog en de Vervolgoorlog in de twintigste eeuw: namelijk om de Russische hoofdstad Sint-Petersburg bij aanvallen van buitenaf meer ademruimte te geven.
Een laatste link met Finland voor het verhaal van nu is het Hollandse fregatschip ‘Huis te Warmelo’, dat twee jaar geleden in de wateren voor Zuidwest-Finland werd getraceerd, een typisch Hollands oorlogsschip om handelsschepen in oorlogstijd te konvooieren en
beschermen; het enige fregatschip uit die tijd, dat min of meer gaaf op de bodem van de Oostzee ligt. Wat met dat wrak verder gaat gebeuren, is nog steeds een open vraag. Evenals de nog vele vragen rond de goed geconserveerde wrakken van de Sint-Mikael en de Vrouw Maria, waarover we het onder andere in het volgende deel van deze serie zullen hebben.
Met groet,
Peter Starmans