Zuster Maquelin, gediplomeerd verpleegster, hield na haar terugkomst uit Finland naar Nederland in september 1940 meerdere lezingen in den lande – door de Duitsers toen boosaardig bezet. Dit waren voordrachten over de belevenissen van de ‘Nederlandsche Ambulance’ in Finland van 21 maart tot 8 september van dat jaar. De eerste zin van haar tekst luidde: “Ik zal u spreken over de Hollandsche Ambulance naar Finland.” Omdat het officiele verslag van het ‘Nederlandsche Roode Kruis’ – en ook de andere verslagen erover – het woord ‘Hollandsch’ liever niet gebruiken, zal ik me hierbij maar aansluiten.

Zuster Maquelin maakte deel uit van het medische team van ongeveer dertig personen die deze Ambulance bevolkt hebben (leider Dr. Meihuizen, verder 3 chirurgen, 3 artsen, 1 administrateur en 19 zusters, een huishoudelijke assistente, een tolk en een chauffeur-monteur). De Nederlandsche Ambulance – medische hulp aan het lijdende volk in oorlogsnood, aan Finland dus, om de nood ervan in zijn strijd tegen de overmacht, de SU, enigszins weliswaar maar ook vakkundig te lenigen; dit aangeboden en financieel mogelijk gemaakt door het Nederlandse volk. Deze ambulance omvatte overigens veel meer dan alleen een medisch team, het bestond ook uit materiaal, bedden, operatietafels, medicamenten, voedsel en zelfs een ambulanceauto.

Het Nederlandse Rode Kruis had al eerder naar (oorlogs)noodlijdende volken medisch hulp gezonden, naar Ethiopië bijvoorbeeld in de jaren dertig, maar zo’n operatie moest wel financieel mogelijk gemaakt worden door privé-schenkingen en werd dan pas officieel goedgekeurd.

had al eerder naar (oorlogs)noodlijdende volken medisch hulp gezonden, naar Ethiopië bijvoorbeeld in de jaren dertig, maar zo’n operatie moest wel financieel mogelijk gemaakt worden door privé-schenkingen en werd dan pas officieel goedgekeurd.

De voorzitter van de Finsch-Nederlandsche Vereeniging 1939 was de consul voor Finland in Den Haag, de heer A.J.Th. van der Vlugt. Hij en zijn bestuur wilden concreet iets doen voor Finland, ze wilden op allerhand manieren een hoop geld inzamelen in Nederland en ze zijn daarin zo goed geslaagd, dat de uitzending van een ambulance in deze grootte mogelijk gemaakt werd. Het is een geweldige prestatie van de Finsch-Nederlandsche Vereeniging die al sedert 1923 bestond, geweest.

Een voorbeeld van zo’n succesrijk initiatief is het lepeltje dat hierbij als foto wordt afgedrukt Ik heb het thuis bij de erfenis van mijn vader gevonden Dat zilveren lepeltje moet toen door mijn ouders in 1939 gekocht zijn voor de inzameling van de genoemde vereniging voor die ambulance. Rond de Finse vlag staat erop geschreven: “Gedenk het dappere Finsche volk”. Wij woonden in Nijmegen, dus de inzameling van heel veel geld voor een ambulance naar Finland werd ook daar in de provincie intensief bedreven, in welke vorm weet ik uiteraard niet meer, ik was toen pas net geboren. En mijn ouders kan ik het niet meer vragen, want die leven al lang niet meer. Jaja, het westen van Europa leefde toen mee met de dappere strijd in Karelië, met de Winteroorlog tussen Finland en Rusland 1939/1940.

Toen de ambulance vakkundig was uitgerust en alles in kannen en kruiken was, werd de tussenvrede (op 12 maart 1940) ondertekend, maar Finland wilde dolgraag dat de ambulance toch zou komen, om gewonde soldaten uit de manhaftige strijd zo vakkundig en liefdevol mogelijk een kans op een gezond nieuw leven te bieden.

Ook al staat de genoemde voordracht van zuster Maquelin wel wat al te vol van eigen avonturen en van algemeen gepraat over Finland, en al wordt er jammergenoeg wat te weinig ingegaan op de eigenlijke leniging van de nood – bijvoorbeeld in het oorlogshospitaal van Vierumäki – toch moet deze ‘Ambulance-operatie’ ook als humaan zeer geslaagd worden bestempeld. Dat blijkt uit het laatste kwart van de tekst duidelijk. Daar komt zelfs de zanglust en de humor ondanks gebrek bij de Finse zwaargewonde soldaat naar boven. En ook wel iets van hun ‘sisu’: “In de gangen en zalen is het ook stil. Men begint iets van Finlands kracht te begrijpen, als men geen enkele klacht uit al deze bedden hoort. Als zij maar eenigszins kunnen, helpen zij zichzelf en ook anderen.” Bij het afscheid op het station van Helsinki wordt het Nederlandse team “uitgeleide gedaan door Finsche doktoren, zusters en velen van onze jongens(jaja, ‘onze jongens’! pst) Bloemen worden ons op de jas gespeld, handen worden geschud en men roept de Hollandsche ambulance toe: ‘Kytos paljon Nekkemin.’ Zelfs een beetje wat gebrekkig Fins hadden ze in die korte tijd geleerd!

Hoeveel van de Nederlandse deelnemers of deelneemsters het land later weergezien hebben, weet ik natuurlijk niet, wel weet ik dat in deze korte tijd banden voor het leven zijn ontstaan. In het verslag van dokter Meihuizen staat op 11 juni: “Te Helsinki wordt het huwelijk voltrokken van Dr. J.A.C.Schepel en mejuffrouw R.E.Salonen. Aanwezig zijn de tijdelijk-zaakgelastigde Mr. C.W.A. Baron van Haersolte, de wnd. consul-generaal K.A.M. Spaens, alsmede een deputatie van drie artsen en zes zusters der Nederlandsche ambulance.” Taal van toen, titulatuur van toen, dat wel, maar toch … de realiteit was hier een verderdragende liefdesvonk tussen een Nederlandse chirurg van het ambulanceteam en een Finsche zuster van het oorlogsziekenhuis. En van meneer Adriaan de Ruijter, administrateur en tolk, weten we ook, dat hij later met een Finse getrouwd is, na de oorlog. Mevrouw de Ruijter leefde in 1998 nog en gaf in Aviisi een leuk interview. En deze Finse vrouw heeft meneer de Ruijter heus in deze periode wat beter leren kennen! En of het bij deze twee gebleven is, is me niet bekend. Ik vermoed eigenlijk van niet! Dus ondanks de zwaarte van het werk, ondanks de nood rondom, ondanks de taalproblemen etc., de communicatie klikte en droeg vruchten, fijn zo!

Een erg indrukwekkend verslag over de tijd van het team in Finland vond ik dat van Dr. A.Colaco Belmonte, ook in Nederland in 1940 gepubliceerd. Deze specialist was een rasechte vakman en schrijft met grote kennis van zaken over de chirurgische problemen bij oorlogsgewonden. Hij was ook als arts vooruitdenkend en origineel, stelde onderzoek voor om beter en effectiever de oorlogsnood te kunnen lenigen. En dat al in 1940, toen WO II pas op gang was gekomen. Maar eerlijk gezegd vond ik die vakkundige uiteenzettingen van hem niet zo bijster boeiend. Belmonte was echter ook psychologisch begaafd, humaan in zijn benadering van de patienten en collega’s – de zusters inbegrepen – en dat doet goed en is niet zonder meer vanzelfsprekend bij specialisten. Hij had ook oog voor de positieve kanten van hun eigen inzet, hij schrijft zelfs: “In vergelijking tot wat wij overal in Finland gezien hebben, was de hulp, die wij boden stellig zeer prompt en zeker ook van een superieure techniek.” Maar ook lees ik er vlak voor: “Ze (=wij artsen.pst) kunnen eenstemmig en zonder chauvinisme verklaren, dat er in het groote land (=Finland) geen tweede ploeg zusters te vinden geweest is, als onze twintig gediplomeerde verpleegsters.” En toch is dat ‘zonder chauvinisme’ echt wel waar, want ook Belmonte is het volmondig eens met de algemene bewondering van de Lotta’s in Finland bijvoorbeeld, hij heeft menig intensief vakgesprek gevoerd met Finse collega’s ter lering beider, hij was positief verrast door de zindelijkheid van de Finnen, die zich vaak wassen, die een sauna genieten waar mogelijk, en vooral ook: die in moeilijkheden zo rustig blijven. Hij schrijft dat hij in een spannende situatie als repliek van Finse kant kreeg: “… maar alleen nerveuse mensen hebben haast, ‘een begrip, dat niet door God is geschapen’ (zoals Finse zusters hem dat zeiden.pst)”. De Finse kritiek op af en toe wat drukdoende Nederlandse verpleegsters en dokters is hier echt duidelijk te bespeuren. En die kritiek werd zelfs enigszins geaccepteerd! Belmonte zag verder tot zijn verbazing heus wel, dat Finland ondanks de oorlog en de ellende voorwaar geen epidemieën kende, een gevolg van de winterkou misschien, maar zeker ook een positief gevolg van Finse hygiene, concludeert hij.

Zowel Belmonte als ook anderen vonden het opvallend, dat in het Finland van toen zo weinig groente gegeten werd. Dat konden ze dan van de Nederlanders echt wel leren! Ik denk wel dat de Finnen dat snel en goed geleerd hebben, maar dat er nu nog steeds andere landen zijn, die wat dat betreft van ons Nederlanders nog wel het een en ander kunnen leren.

Nu een klein tussenberichtje. Toen ik kort geleden eens het grote boek bij de ‘Olympiade 1952 Helsinki’ doorbladerde, vond ik op de laatste bladzijde iets heel opvallends: “(Lahjoituksia): … HOLLANTI, Central Bureau of Horticulture and Auctions in the Netherlands (Haag); the Dutch Vegetables and Fruit Exporters Association (Haag): Hedelmiä ja vihanneksia.” Zo wilde Nederland Finland niet met groente en fruit omkopen, maar het bevriende land nog in 1952 tijdens die heerlijke en verzoenende Olympische spelen iets schenken, dat sportlieden en mensen in Suomi nog zo hard nodig hadden (en nog veel te weinig consumeerden): groente en fruit!.

Van de andere kant prijst Bemonte de gezondheid van bessen, die in Finland in zo vele soorten en smaken voorkomen en natuurlijk in allerhand vorm gegeten worden. Een ander opvallend punt van vriendschappelijke confrontatie was de campagne die de Nederlandse zuster iin Vierumäki begonnen, om de al beterende soldaten bij goed weer het terras op te rijden om van frisse lucht en de zon te genieten. Zelfs in de ziekenzalen werden de dubbele ramen regelmatig opengezet, aanvankelijk tot ontsteltenis van de patienten en de aanwezige Finse collega’s. Maar de Nederlandse zusters zetten door en dit werkte op allerhand manieren en langdurig tot nu toe zeer positief. Dit was in Finland bijv. bij de verzorging van zieken niet zonder meer nieuw hoor, en buitenlucht in de zomer in het zomerhuisje aan het water en de bossen eromheen was geen taboe, maar het werd in huis en ziekenhuis gegarandeerd nog niet algemeen als zonder meer gezond goedgevonden en gepraktiseerd. Zeker niet als het wat kouder of echt koud was, in herfst, winter of voorjaar. Arvo Ylpö heeft dit – wat verzorging van pasgeboren baby’s en kinderen betreft – jarenlang uitdrukkelijk moeten propageren, voor het uiteindelijk echt gebeurde: ‘Kleed kinderen niet te warm aan, breng ze naar buiten en lucht je huis regelmatig door de ramen open te zetten, ook in de koude winter!!!’.

Om nu weer bij de Nederlandsche ambulance terug te keren. Het werk van deze ge-engageerde mensen werd zeer geprezen en tot in de hoogste kringen gewaardeerd. Op 13 mei lees ik in het verslag van Meihuizen: “Kolonel Prof. Dr. Suolahti rijkt namens den maarschalk Mannerheim het ‘vrijheidskruis’ uit aan de artsen en de ‘dapperheidsmedaille’ aan de zusters der Nederlandsche ambulance; onderscheidingen, welke door allen op hoogen prijs worden gesteld.” Nogal logisch, want dat was een grote eer met Finse oorlogshelden en Finse Lotta’s op een lijn te worden gesteld door de door Jan en alleman aanbeden maarschalk Mannerheim, de redder van het Finse volk. En op 5 september, vlak voor het afscheid, staat er: “Leider en directrice genieten de eer ontvangen te worden door maarschalk C.G.E. Baron Mannerheim. Mede namens het Finsche volk betuigt de maarschalk zijn erkentelijkheid voor de groote sympathie en voor den daadwerkelijken steun van de Nederlandsche natie ondervonden en spreekt hierbij woorden van lof en waardeering voor het uitnemende werk der ambulance.” Zo was het, nee zo is het!

Afsluitend als citaat een paar woorden van Dr. Schepel. “Moeilijkheden met de taal deden zich dan ook eigenlijk niet voor, iedereen deed zijn best al zijn talenkennis te combineeren en zoo werd altijd wel een verstaanbare oplossing gevonden. … Over deze verpleging niets dan lof! De samenwerking tusschen de Nederlamndsche, Finsche en ook enkele Amerikaanse zusters was uitstekend en er werd met de grootste toewijding gewerkt.” Jammer dat Schepel het als vakman niet zo eens was met de Deense collega’s, want die waren er samen met Zweedse ook, en zeer ge-engageerd. Nou ja, perfect is niets op deze wereld!

Terug in Nederland werd het team door leden van het hoofdbestuur van het Roode Kruis en de bestuursleden van de Finsch-Nederlandsche Vereeniging welkom geheten, niet zo uitbundig weliswaar, want … “Veel was er hier te lande sinds het vertrek op 21 Maart veranderd.” Jaja, de bezetting en alle ellende die eruit voortvloeide was al begonnen.

P.S.

Nog een opmerking over de historie van de Nederlandse Vereniging in Finland.

Als ik de verslagen van deze ambulance goed gelezen heb, is het initiatief van deze campagne vooral van meneer Theo van der Vlugt en zijn bestuur uitgegaan. Ze waren er uitdrukkelijk de hele tijd bij, bij de voorbereiding, bij het vertrek en bij de terugkomst van het team. Ook in Stockholm wordt uitdrukkelijk de aanwezigheid van de Zweedsch-Hollandsche Vereeniging vermeld, maar in Helsinki wordt noch bij aankomst noch bij vertrek melding gemaakt van een al bestaande Nederlandse vereniging. Wel is meneer Spaens als consul overal bij! En … zou die vereniging toen al officieel bestaan hebben, dan zou dat zeker naar voren gehaald zijn, want het initiatief van de hele expeditie lag toch bij de Finsch-Nederlandsche Vereeniging in Den Haag. Dan zou een eventuele zustervereniging in Helsinki zeker genoemd zijn, zoals ook die in Stockholm.

Ik zie nu het ontstaan van een Nederlandse Vereniging in Finland zo, dat wnd. consul-generaal Spaens, directeur van Philips, vanaf 1938 Nederlanders in Helsinki af en toe bij elkaar haalde om bijvoorbeeld Sinterklaas te vieren of wat dan ook. Iets later (na 1940) kwam Rob de Caluwé er als actief persoon bij. In 1945 werd consul Theo van der Vlugt officieel Gezant voor Nederland in Helsinki tot aan zijn dood in 1954. Zo kan ik me na de oorlog een meer een serieuse oprichting van een vereniging voorstellen, naar het voorbeeld van die in Nederland, waar meneer van der Vlugt als bestuurslid en voorzitter jarenlange ervaring had. De heer Spaens hoorde er zeker bij, de Philipscantine had bijvoorbeeld tot ver in de jaren zeventig voor ons Nederlanders in Finland een grote betekenis, en over de rol van pater Robert de Caluwé hoef ik hier eigenlijk niets meer te zeggen, die is vanzelfsprekend geweest van 1940 af.

Maar goed, in 1938 kwamen Nederlanders al rond consul Spaens bijeen in hotel Seurahuone tegenover het station. Dat wel, dus was dit misschien dan de inofficiele geboorte van een latere Nederlandse vereniging? Of Nederlanders zich al vroeger bij elkaar thuisgevoeld hebben en af en toe iets samen vierden, is niet meer bekend. Over het algemeen is ons uit de eerste jaren van de Nederlandse vereniging tot ongeveer 1975 jammergenoeg inderdaad vrijwel niets bekend. Wat kunnen we daar nu nog aan doen? Het zij zo!

Peter Starmans

lehtori

 

wat literatuur:

1. E.C. Schut (ed), De ambulance van het Nederlandse Rode Kruis naar Finland, Publicatie van de Vereniging Nederland – Finland, Amsterdam 1992.

(samengesteld door E.C. Schut ter gelegenheid van de tentoonstelling “Finland in Nederland”, december 1992, in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam)

2, Aviisi 1998, nummer 2, Nederlandse ambulance te Vierumäki, door Rune Frants en Evert Schut, in het Nederlands en het Fins, ge-illistreerd, met aansluitend een interview met mevrouw de Ruyter-Jacobsson.

3. Kirsi Kukkurainen/YLE (ed), Suuret Suomalaiset, Otava 2004. Daarin een hoofdstukje over Arvo Ylpö door Anto Leikola.

4. IX Olympiakisat Helsingissä 1952, järjestelytoimikunnan virallinen kertomus, WSOY 1955