Eerder dit jaar bedacht ik dat ik graag weer wilde beginnen met hardlopen. Al vrij snel kwam ik erachter dat ik daarvoor helaas de benodigde spiergroepen niet meer had. Vooral mijn rug speelde op, en dit kwam blijkbaar door een gebrek aan kernspieren. Een hardloopvriendin raadde mij daarom aan om te beginnen met yoga, omdat dat niet alleen helpt met het ontwikkelen van de spieren, maar ook de balans.
Een yogastudio was snel gevonden, aan de overkant van de straat namelijk, en vol enthousiasme stortte ik me op Ashtanga yoga, Flow, en Hot Yin yoga, dit laatste bij de aangename temperatuur van 40 graden celsius. In het Fins ook nog. Eerder in Nederland had ik poweryoga gedaan, dus ik kon de lessen goed volgen en vond (vind) het ook erg leuk.
Al gauw kwam ik erachter dat ik inderdaad hard aan de spieren moest werken, maar dat ik mijn aangeboren lenigheid snel terug had. Yin yoga bestaat uit tamelijk extreme stretch-
oefeningen, die je dan soms wel 5 minuten moet volhouden. Maar omdat het zo warm is, zijn je spieren dus ook warm, en dat maakt het stretchen een stuk eenvoudiger. Het viel mij wel op dat ik de meeste Yin-oefeningen beter kon uitvoeren en langer kon volhouden dan dames en heren die een stuk jonger zijn dan ik (bij Ashtanga en Flow is dat een heel ander verhaal!). Ik vond het vooral leuk dat ik mijn been weer in mijn nek kon leggen, iets wat ik vroeger ook wel kon maar in geen jaren meer had
geprobeerd. Is 50 dan toch het nieuwe 30?
In de herfstvakantie besloot ik om een paar dagen naar Nederland te gaan om vrienden en familie te bezoeken, en de laatste paar dagen logeerde ik bij mijn broer en zijn gezin. Op een middag was ik met mijn neefje Eric aan het Minecraften, ieder op onze eigen tablet, en
ineens zei Eric: ‘Suus, weet je wat ik kan?’ En hij legde zijn beide benen in zijn nek (ook hij heeft de aangeboren lenigheid, net als mijn vader en mijn broer).
Gesterkt door mijn herwonnen zelfvertrouwen, zei ik: ‘O, maar dat kan ik ook.’ Even vergetend dat ik in de koele huiskamer zat en ook niet eerst een uur lang opwarmingsoefeningen had gedaan. Eric geloofde er niks van, en ik moest het uiteraard laten zien. Ik zocht dus een stoel met een rechte rugleuning uit, en inderdaad, met enige inspanning kreeg ik mijn linkerbeen in mijn nek. ‘Nu die andere nog!’ riep Eric. Ik had inmiddels wel door dat het niet een van mijn allerbeste ideeën was geweest en voelde overal spieren zwaar protesteren. ‘Nou’, zei ik, ‘Eric, nu geloof je me toch wel hé?’
Ondertussen begon ik me af te vragen hoe ik in hemelsnaam mijn been weer terug kon krijgen, want bij elke beweging die ik probeerde te maken schoot er een steek van pijn in mijn rug.
‘Papa, mama, moet je eens kijken wat Suus kan! ‘ riep Eric. Zijn ouders kwamen uit de keuken, wierpen een blik op mijn inmiddels rood aangelopen hoofd en zagen meteen dat ik het inmiddels aardig benauwd had met dat been in mijn nek wat er niet meer uit wilde. ‘Eric, kom je me even helpen in de keuken?’, zei mijn broer. Ze verdwenen in de keuken.
‘Zal ik je even helpen?’ vroeg mijn schoonzus zachtjes. ‘Graag’, fluisterde ik, ‘en heb je misschien ook wat ibuprofen?’ Voorzichtig probeerden we om me langzaam uit de knoop te krijgen, en gelukkig, dat lukte. Mijn neefje had gelukkig niks in de gaten en kwam er nog een paar keer op terug die dag. Wat stoer dat zijn tante haar been in haar nek kon leggen!
Ik kwam er na een paar ibuprofennetjes en twee dagen rust weer bovenop …
Is 50 het nieuwe 30? Hmm, misschien toch niet helemaal …
Suzanne Buurman