Een jaar of vier geleden heb ik in ons blad, het Noorderlicht, een artikel gescheven met de titel ‘Vincent van Gogh in 2020’ (Noorderlicht 3/2020). 130 jaar terug was hij toen in Auvers bij Parijs gestorven door zelfdoding. Vincent is na Rembrandt natuurlijk een van de bekendste Nederlandse kunstenaars in Finland, zonder iemand daarmee te kort te willen doen. Omdat ik al van de jaren negentig van de vorige eeuw me regelmatig heb beziggehouden met Vincent, wilde ik weer eens een poging wagen, iets zinnigs over de jonge schilder Van Gogh te schrijven. Laten we zeggen: over  Vincent van Gogh, de schilder van ‘De aardappeleters’! Een volgende keer kom ik dan voor de derde keer op de in Nederland, Finland en internationaal beroemde Nederlandse schilder van bijvoorbeeld zonnebloemen en zo terug.

En nou ja, de ‘jonge’ schilder, want … zo jong was hij nu ook weer niet toen hij in 1885 (hij was geboren in Zundert in maart 1853) De aardappeleters schilderde, hij had al een zwaar leven achter de rug. Een leven van zoeken naar zijn levensopgave! Kunstverkoper, leraar en opvoeder, tekenaar of kunstschilder? De laatste twee hebben het uiteindelijk gelukkig gewonnen. Hij is wel de bekendste Brabantse boerenschilder en later de alom geroemde ‘Franse’ natuurschilder geworden, maar dat echt niet zonder moeite en via een leven vol dramatiek. Hij werd uiteindelijk en langzaam maar zeker de boeiende schrijver (van vele, vele en regelmatig lange brieven), een tekenaar en schilder van groot formaat. Zelfs uiteindelijk wereldberoemd, maar dat jammergenoeg niet tijdens zijn eigen leven. Aan die moeizaam verdiende beroemdheid zijn twee zich opofferende jonge mensen ten onder gegaan: Vincent, de oudste van het kinderrijke gezin van Gogh, en zijn vier jaar jongere broer Theo, de broer die het (financieel en geestelijk) mogelijk heeft gemaakt, dat zijn arme, af en toe zo dwaze en alsmaar denkende en zoekende broer Vincent überhaupt kon, of zelfs mocht leven, tekenen en schilderen.

Het huis van de familie van Gogh

Vincent leefde van 30 maart 1853 tot aan 29 juli 1890 een zwervend bestaan. Hij woonde in Brabant, Engeland en Frankrijk, in Londen, Den Haag en Parijs, hij werkte als kunstenaar in Zuid-Franrijk, in Arles en St Remy, en ging toen naar het noorden terug, naar Auvers bij Parijs. Hij doodde zichzelf daar, geestelijk ziek en vooral teleurgesteld, zonder hoop op toekomst, maar toch … in alle rust en vrede met de wereld om hem heen en met zijn broer Theo, dokter Gachet, zijn collega’s en vrienden. Ons is echter zijn erfenis in de vorm van tekeningen en schilderijen gebleven.

Vincent kende zijn talen (hij heeft langere tijd in Zuid-Engeland als kunstverkoper gewerkt, heeft er rondgezworven en verder bestaat nog het grootste deel van zijn honderden brieven die hij in goed Nederlands en bovendien goed Frans schreef.  Vincent las verrassend veel, vooral sociaal actuele boeken van de Engelse, Franse en Amerikaanse literatuur van toen, reisde ‘per pedes apostolorum’ (hij wandelde vaak schoenen kapot) van her naar der, leefde zuinig zo niet uiterst armoedig tot aan het einde van zijn korte leven en werd door zijn broer Theo geestelijk en materieel begrepen en ondersteund, en daarbij nog min of meer volledig betaald.

Vincent keerde telkens weer als jonge man terug naar zijn vaderlijke en moederlijke tehuis in het armoedige wevers- en boerenland Brabant, naar Zundert, Etten en Nuenen, waar papa dominee was. Hij was eerst een vurig bewonderaar van zijn vader, protestants dominee van de gematigde richting, principieel christelijk (bij Vincent wel christelijk principieel), dat wel, maar wat in ieder geval zijn vader betreft niet al te streng en koud calvinistisch, zijn vrouw en kinderen oprecht en hartelijk liefhebbend, maar toch … Vincent kreeg uiteindelijk slaande ruzie met zijn vader door zijn eerlijke, radicale en compromisloze levensopvattingen. En toch … Vincent bleef tot zijn vaders plotselinge dood (maart 1885) regelmatig met hem contact houden en ook altijd, zijn hele leven lang, met zijn moeder en vooral zijn jongste zus Wil, en met Theo uiteraard.

De tentoonstelling ‘Vincent van Gogh, Tie taiteilijaksi, Vägen till konstnär’ (VvGogh, zijn weg naar tot kunstenaar) in 2020/2021 in het Finse museum Didrichsen, was een succes, ook al werd het wat het bezoekersaantaal betreft wat geremd door de corona-crisis. Het tentoongestelde omvatte een veertigtal tekeningen, geleend uit het museum Kröller-Müller op de Veluwe (in werkelijk unieke samenwerking tussen de twee genoemde musea) en als extra nog twee olieschilderijen, één uit Parijs en één uit Auvers-sur l’Oise. Eén van het genoemde Nederlandse museum Kröller-Müller (een beroemd zelfportret uit Vincents Parijse tijd) en één uit het kunstmuseum Ateneum te Helsinki (‘Een straat in Auvers’, het enige schilderij van VvG in Fins bezit). Het betrof hier een kleine maar heel fijne tentoonstelling, uniek, omdat het van a tot z gewijd was aan het werk van Vincent en een doordachte lijn had: de wording tot kunstenaar Vincent van Gogh. De catalogus van de tentoonstelling (in iedere Finse bibliotheek te lenen, hoop ik) is mooi verzorgd en omvat een korte, maar verantwoorde en duidelijke, mooi geïllusteerde samenvatting van het leven van onze beroemde schilder. Geschreven door de vakvrouw Minna Tuominen, die ook het commentaar bij gereproduceerde platen verzorgd heeft.

Het geheel van de tentoonstelling omvat tekeningen uit Etten (1881), Den Haag (december 1881 – september 1883), Nuenen (december 1883 tot november 1885). Maar … Vincents verblijf in de

Borinage met aansluitend zijn verblijf aan de Brusselse kunstacademie (vooral vanaf voorjaar 1880 tot en met maart 1881), toen hij uiteindelijk tot het inzicht van zijn roeping tot schilder kwam en serieus en systematisch begon te tekenen, ontbreekt. Het verblijf van september 1883 tot december 1883 in Drenthe wordt wel genoemd in de catalogus, maar niet gestaafd door een of meerdere tekeningen, jammer toch wel, want een volledig beschreven of getekende  ‘weg’ tot het grote kunstenaarschap van Vincent van Gogh krijgen we uiterindelijk zonder meer niet aangeboden.

De wandelschoenen van Vincent

Na de teleurstellende tijd als kunstverkoper in Den Haag, Londen en Parijs, voorts als boekverkoper in Dordrecht en als student Latijn en Grieks in Amsterdam, kwam Vincent uiteindelijk door bemiddeling van zijn vader in de Brusselse predikersopleiding terecht, en ging daarna enigszins op eigen initiatief en vrijwillig (want Vincent was een uiterst koppige persoon, die van binnen wist wat hij wilde) naar de uiterst sombere en sociaal problematische Belgische mijnstreek Borinage, zonder ook maar zijn opleiding in Brussel af te willen maken. Hij kreeg wel korte tijd later een soort vergunning om als prediker in deze Zuid-Belgische industriële mijnstreek op te treden, maar gedroeg zich zo extreem en radicaal christelijk, dat hij vervreemde van zijn daar aanwezige geloofsgenoten (mijnwerkers dus) en ook van zijn superieuren, dat hij eind 1879 ontslagen werd en zichzelf maar staande moest houden. Natuurlijk met de financiële hulp van vader en broer Theo. Vincent bevond zich toen in een diepe geestelijke crisis, vervreemd van deze wereld, van zijn vader en ook van zijn broer Theo, maar doorleefde deze positief en op eigen kracht. Hij nam met de hulp van zijn vader en zijn broer Theo de draad van zijn leven weer op, erkende zijn roeping tot kunstenaar bewust en gewild, oefende zich van toen af aan, gericht en intensief, in het tekenen van de hem omgevende landstreek en de mensen, die daar ondergronds in de kolenmijnen werkten. Vincent nam van toen af zijn streven naar het handwerk van zijn kunstenaarsschap honderd procent serieus. Het is overigens uitermate interessant, waarom hij de maatschappelijk problematische streek de Borinage telkens maar weer opzocht, om daar te leven, te werken en te tekenen, ondanks de uiterlijk bittere omstandigheden en de extreme armoede waarin hij leefde en ook wel wilde leven. Enigszins te vergelijken met onze mijnstreek in Zuid-Limburg, maar sociaal gezien veel problematischer.

Dit was het echte begin van zijn ‘weg’ tot de ons zo bekende en geliefde kunstenaar. Er zijn tekeningen uit die tijd bewaard gebleven en die spreken voor zich! Jammer dat die er niet bij waren in de tentoonstelling. In de herfst 1880 ging hij dus, min of meer genezen van zijn geestelijke en lichamelijke crisis in de Borinage, naar de kunstacademie van Brussel, oefende keihard volgens zijn karakter en vond daar steeds meer zijn eigen tekenstijl. Vincent trok begin 1881 naar zijn ouderlijk huis in Etten, waar hij verder tekende en tekende, en wel: de arme en hard werkende mensen van de buurt, de boeren bij hun werk, in hun milieu en hun manier van doen. Hier in Brabant werd de boerenschilder Vincent van Gogh (zoals de beroemde boerenschilder Pieter Breughel de Oudere, vele eeuwen terug geboren).

Na een ernstige onenigheid in Etten rond kerstmis 1880 met zijn vader ging hij naar Den Haag, waar hij aanvankelijk les kreeg (of misschien beter hints en aanwijzingen van een gerenomeerde en bekende schilder) van de Nederlandse schilder Anton Mauve, die hem tot schilderen met olieverf en kleur aanzette. Daar kwam hij langzaamaan tot zichzelf, werd zelfstandig en probeerde zelfs een klein ‘proefgezin’ met Sien Hoornik en haar twee kinderen (niet zijn eigen kinderen) uit, om zich staande te houden en vooral zichzelf als kunstenaar te bewijzen. Pas toen Vincent naar eigen en andermans zeggen voldoende geleerd had en hij met zijn experiment van een eigen gezinnetje weer volledig de mist in ging, ging hij naar het mooie herfstige en winterse Drenthe, en van daar uit  (toen hij het er in de winter te koud en eenzaam kreeg) uiteindelijk naar zijn ouderlijk huis in Nuenen, waar zijn vader toen als dominee beroepen was.

Het kerkje van Nuenen

De tragische liefdesgeschiedenis in Etten met Kee Vos-Stricker, die ondanks Vincents heftige pogingen om de dochter van de Amsterdamse dominee Stricker als vrouw te krijgen, mislukte volledig en laat ik hier onbesproken. En de intense liefdesgeschiedenis in Den Haag met zijn model Sien, die al een dochtertje had en een zoontje toen kreeg (maar beiden niet van Vincent), liep uiteindelijk ook mis. Dit gebeurde gedeeltelijk door de tegenwerking van zijn familie, en van zijn leermeester Mauve en zijn ‘beschermer’ meneer Tersteeg. Maar vooral gebeurde dit ook omdat hij (gedreven als hij was door iets diep in hem, wat hij wilde uiten) voor honderd procent tekenaar en schilder wilde worden en die roeping doodserieus nam.

Daarvoor trok hij eerste naar Drenthe, daarna naar zijn ouderlijk huis in Nuenen, waar hij energiek voortging met het tekenen en schilderen van arme wevers en hardwerkende boeren. Hier ontstond zijn eerste werkelijke meesterwerk ‘De aardappeleters’, waarvan de eerste versie in het Kröller-Müller museum bij Arnhem is. Het definitieve schilderij ervan hangt in het Van Gogh-museum in Amsterdam.

Dit was het meesterstuk als afsluiting van zijn eigenzinnige opleiding, die hij zo op eigen houtje, maar ook met de aanwijzingen van collega’s en vooral van zijn broer Theo, met een alom geprezen en perfect schilderij afsloot. Vooral in Brabant maakte Vincent voorts tekeningen, waar je zonder meer U tegen zegt, waarlijk meesterlijk, indrukwekkend en mooi! Daarna ging Vincent via Antwerpen en Parijs naar Frankrijk, waar  zijn tweede beroemde periode van rijpe schilder zich voltrok.

Maar daarover een volgende keer meer, vooral met behulp van de brieven van Vincent aan zijn  jongste zus Willemien. Mijn overtuiging is wel dat Vincent van Gogh met ‘De aardappeleters’ de periode in Brabant afsloot met een hoogtepunt uit zijn carrière. Een uiterst geslaagd meesterstuk, en verder met zonder meer meesterlijke tekeningen van wevers en boeren aan het werk.

Daarna pas ging hij naar elders, eerst naar zijn broer en Franse collega’s in Parijs, en toen naar zijn verblijf in Frankrijk, een periode, die een hoogtepunt van internationale schilderkunst was.

Veel leesplezier,

Peter Starmans

NB: vanwege het auteursrecht slechts enkele illustraties, maar tekeningen van VvGogh zijn bij honderden op het internet te bekijken!